Tot aan de Tweede Wereldoorlog was de hondenkar een veel verspreid en zeer veel gebruikt voertuig. Elk dorp telde enkele tientallen honden en hondenkarren. De constructie verschilde van wagenmaker tot wagenmaker, maar was in essentie altijd gelijkaardig. Twee wielen waartussen een open laadbak op een as was gemonteerd. De laadbak had vaste zijwanden en eventueel losse voor- en achterwand. Vooraan waren altijd twee berries voorzien waartussen een (of meerdere) hond(en) werd(en) ingespannen. Doorgaans waren ook bladveren voorzien om toch enig rijcomfort te bieden. Met de hondenkar trok de boer naar de markt, naar de molen, naar de melkerij, naar de stad enz. Bij zwaardere lasten werden soms twee tot zelfs drie honden ingespannen. Ofwel gebeurde dat met een aanspanning die vergelijkbaar was met die van paarden, dus met zwengels en garelen, zij het in aangepaste maten. Ofwel werden de tweede dan wel derde hond naast de lamoenen ingespannen.
X
Geen opmerkingen:
Een reactie posten