Voor een boer en boerin begon de dag met melken, elke dag, 365 dagen in het jaar. In die tijd was je al een grote boer met 10 tot 15 koeien of meer. Die werden tweemaal daags met de hand gemolken. De achterpoten van de koe werden met een touw vastgezet. Degene die molk zat op een tulle, een krukje met een poot, dicht tegen de flank van de koe aangedrukt. Met beide handen trok je in een rustig tempo, knijpend, de melk uit de tepels. Een koe gaf pas melk als ze een kalf had gekregen. Als de moederkoe na de geboorte van het kalf steeds gemolken werd, bleef ze melk geven tot acht en een halve maand na de geboorte van het kalf. Daarna was er weer een nieuw kalf nodig om de melkproductie op gang te krijgen. Een koe gaf (en geeft) niet continu melk.
X
Geen opmerkingen:
Een reactie posten