De zeis moet goed scherp zijn om zijn maaiwerk goed te kunnen doen. Om de zeis goed scherp te krijgen wordt hij door de boer gehaard. De boer zit wijdbeens op de grond, de zeis naast hem wordt rechtop gehouden door een strekel, een gevorkte stok. Hier past de zeis tussen, zodat hij in de goede stand blijft staan. De boer slaat een ijzeren spit in de grond, als een klein aambeeld. De zeis wordt op dit spit gelegd en met een hamer wordt de zeis vlijmscherp getikt. Elke maandag werd er gewassen en dat was in de periode voor de wasmachine een enorm karwei. Eerst moest het water warm gemaakt worden in de fornuispot, een grote ketel die op het fornuis of boven het vuur paste. Als het water warm genoeg was kon het wasgoed in de sop.
X
Geen opmerkingen:
Een reactie posten