Van december 2024 brengt de Sociaal-Culturele Koepel-federatie Feniks vzw twee vertoningen van de speelfilm ‘Mineurs’ , kortom HET ZWARTE GOUD OP HET WITTE DOEK. Dit is meteen een eerste smaakmaker voor het gelijknamige filmfestival dat zich in het voorjaar 2025 een weg baant langs het Limburgse kolenspoor. De na-oorlogse arbeidsmigratie in België viert in 2025 zijn 80-jarige geschiedenis. Het Franse woord ‘mineurs’ heeft een dubbele betekenis. Enerzijds ‘minderjarigen’ en anderzijds ‘mijnwerkers’. Bij deze film ‘Mineurs’ zijn beide betekenissen relevant. Vier jonge kinderen in hun pre-pubertijd zijn de rolmodellen in dit aandoenlijke emigratieverhaal over de Italiaanse arbeidsmigratie anno 1961. Deze film werd grotendeels opgenomen (in 2007) in Belgisch-Limburg, onder regie van Fulvio Wetzl, met zowat 100 figuranten overwegend uit de mijnstreek van Beringen tot Genk. Het kwam destijds echter nooit tot openbare vertoningen in Limburgse bioscopen. Dit worden dus, 17 jaar later, de allereerste keren dat de toenmalige figuranten zichzelf (en/of hun familie en vrienden) op het witte doek kunnen terugzien! Men zegge het voort. We leren de vier kinderen kennen, en de film zoemt ook uitdrukkelijk in op de sociaal-antropologische achtergrond van de arbeidsmigratie. De hoofdrol is weggelegd voor Franco Nero, bekend uit tal van Westerns en epische/historische films. Een sleutelrol is ook die van Fernando, de Italiaanse schoolmeester die zijn leerlingen een ethisch bewustzijn bijbrengt via poëzie. Het Belgische dorpsleven en het mijnverleden van begin jaren ’60 worden kleurrijk geschetst. In een bijrol duikt zowaar ook wijlen Dré Steemans op in de cast, of is het zijn Italiaanse alter ego ‘Felice Damiano’? We volgen de emigranten via telefoongesprekken, die nog gevoerd worden vanuit de openbare telefooncel. De rampzalige gevolgen van stoflong (de longziekte silicose, veroorzaakt door het jarenlange werk in de steenkoolmijnen) komen aan bod. Het zwaartepunt van de film ligt evenwel op het integratieverhaal van twee families Italiaanse ‘gastarbeiders’ die met de trein naar België reizen, en over hun moeizame eerste contacten met het Vlaamse volk en met de stugge arbeidsstructuren. We zien ook hoe een slimme en breeddenkende onderwijzeres helpt om het wantrouwen te overwinnen. En de mijnterrill werd blijkbaar al in 1962 ingezet als een soort avonturenberg. Met halsbrekende afdalingen wordt zo het laatste restje afstandelijkheid uit de weg geruimd. De ultieme ‘moedproef’ volgt wanneer de jonge Armando met zijn vader als mijnwerker meegaat in de koolmijn tot vele honderden meters onder de grond.
X
Geen opmerkingen:
Een reactie posten