Zoeken in deze blog

dinsdag 17 september 2024

UIKHOVEN - GEULLE A/D MAAS: HET VEER JUNG II 2024


DE TIJD VAN TOEN: DE PLAATJES VAN VERKADE






X

DE VERZAMELAAR - ANTON SIEDSMA (ARTIKEL 2008)





"Ik zie mijzelf als ambassadeur van grootmoeders tijd"

Anton Siedsma verzamelt al van jongs af aan plaatjesalbums. Later begon hij zich ook op schoolplaten toe te leggen. Inmiddels telt zijn verzameling vijftig meter stellingen van vloer tot plafond. Hij heeft een van de grootste collecties plaatjesalbums van het land, waarvan de Verkade-serie het meest bekend is. Geregeld geeft hij lezingen of presentaties over wat hij noemt het erfgoed van grootmoeders tijd. Een gesprek met deze bijzondere verzamelaar en ambassadeur.

Hoe bent u begonnen met verzamelen?

De kiem daarvoor is al heel vroeg gelegd, toen ik een jaar of twee, drie was. Mijn moeder verzamelde plaatjes voor de Verkade-albums en van tijd tot tijd werd dan de hele tafel leeggemaakt en daar lagen dan allemaal plaatjes, met de bedrukte kant omlaag. Ik mocht ze vervolgens insmeren met glutonlijm. Inplakken deed mijn moeder, daar was ik nog te jong voor. Ze leerde me dan meteen wat er op de plaatjes stond. Het was dus niet alleen leuk, maar ook leerzaam. Het album De boerderij van Verkade was een van de eerste albums die ik zo leerde kennen. Dat koester ik nog steeds. Ik vond het prachtig, want wij woonden in Nijeberkoop (in de buurt van Appelscha, Friesland, red.) op een boerderij, dus het was allemaal erg bekend voor me. Je kunt wel zeggen dat die albums, waardoor ik zoveel leerde kennen van de wereld, een soort kleuterschool voor mij vormden: we woonden natuurlijk in een klein dorp waar er geen was. Op de lagere school ontwikkelde zich mijn interesse voor plaatjesalbums snel verder. De kruideniersknechten die de boodschappen kwamen bezorgen, probeerden er altijd zoveel mogelijk voor mij mee te nemen. Je had toen ook veel van die plaatjes die je van een pakje sigaretten moest knippen, van merken als Full Speed ( autoplaatjes, red. ) Captain Grant (schepen, red.) en Croydon (vliegtuigen, red) . Deze plaatjes verzamelden de jongens. De meisjes waren meer gericht op de plaatjesalbums van Van Nelle met kabouter Piggelmee. Plaatjes sparen was echt heel populair. Die tijd is me heel dierbaar: er was nog niet zo'n chaos aan keuzes als nu, het leven was rustiger en overzichtelijker.

Hoeveel albums heeft u?

Ik heb twee ruime kamers vol, met zo'n vijftig meter stellingen van vloer tot plafond. Daar staan onder andere meer dan tweeduizend plaatjesalbums, waaronder veel dubbele of bijzondere drukken. Ook heb ik meer dan driehonderdduizend losse plaatjes, dus als een verzamelaar of een antiquaar ooit een plaatje zoekt om een album compleet te krijgen, dan help ik hem graag. Ik heb altijd een goed contact gehad met tweedehands boekhandelaren. Vaak bewaart men iets voor mij, en ik probeer op mijn beurt ook weer handelaren te helpen als ik iets kan doen. Men kan mij dan ook altijd om hulp of advies vragen.

Wie gaven die plaatjesalbums uit en waarom?

Er zijn zo'n vijfhonderd firma's geweest die in totaal ruim tweeduizend plaatjesalbums hebben uitgegeven. Dan moet je denken aan bedrijven als King, Hooimeijer, Plus, Droste, Douwe Egberts, Hille, Keg en Verkade. Het was een groot deel van de vorige eeuw de meest succesvolle manier van reclame maken. Alleen al Verkade heeft ruim twee miljoen plaatjesalbums, inclusief heruitgaven zijn uitgegeven.

Welke firma werd het meest bekend met zijn plaatjesalbums?

Verkade. Die is er ook mee begonnen. Dat kwam onder meer door de hoge kwaliteit van de albums. Jac. P. Thijsse heeft er bijvoorbeeld vele gemaakt, waaronder echt prachtige albums over planten en dieren. De man heeft trouwens veel betekend voor de natuur in Nederland. Zo stond hij aan de wieg van Natuurmonumenten. In totaal heeft Verkade zevenentwintig plaatjesalbums uitgebracht.

Wat zijn nu bijzondere Verkade-albums?

Het meest zeldzame zijn de eerste drie Plaatjesalbums Verkade, die wel de Sprookjesalbums worden genoemd. Ze verschenen tussen 1903 en 1905. De prijzen daarvoor lopen al gauw in de honderden euro's. Grofweg kun je zeggen, dat tot 1918 de albums relatief duur zijn. Daarna is het allemaal zeer betaalbaar. Voor antiquaren valt er dan ook vooral wat te verdienen met de albums uit de eerste periode. Ik zal nog enkele andere voorbeelden van bijzondere albums noemen. De vier jaargetijden Lente, Zomer, Herfst en Winter verschenen tussen 1906 en 1909. Verder Blonde Duinen uit 1910. Bijzonder daaraan is dat de plaatjes niet ingeplakt, maar ingestoken zijn. Een ander voorbeeld is Friesland, uit 1918. Dat verscheen maar in een beperkte oplage.

Tussen 1918 en 1925 verschenen geen albums, maar wel weer vanaf 1925. Toen namen de oplagecijfers ook flink toe: dan moet je echt aan honderdduizenden exemplaren denken. Een gewild album is ook Texel, dat uitkwam in 1927 en bij bewoners en bezoekers van Texel erg populair is. Paddestoelen uit 1929 is nogal geliefd bij de jeugd: vermoedelijk omdat er veel informatie uitgehaald kan worden voor het maken van paddo's. Hans de Torenkraai, een album dat in 1935 verscheen, is bijzonder doordat het in verschillende versies voorkomt. Je komt ze met en zonder grote platen tegen. Met name de derde druk, zonder die grote platen, is heel gezocht. Schitterende bloemenalbums zijn De bloemen in onze tuin en De bloemen en haar vrienden uit respectievelijk 1926 en 1934. Verder denk ik nog aan Waar wij wonen, verschenen in 1937 en Onze groote rivieren. Deze twee laatste albums hebben alleen grote platen. Helaas zijn ze daardoor nogal eens incompleet: men plaatste vaak die platen in een passepartout, om ze zo los te kunnen verkopen.

Er is een tijd een echte run geweest op Verkade-albums. Dat lijkt wat afgenomen de laatste jaren. Hoe komt dat?

Vroeger gooide men die albums nogal snel weg. Toen de belangstelling ervoor toenam, begon men ze meer te bewaren. Veel mensen denken bovendien al snel dat elk album vol plaatjes bijzonder is, en bieden hun waar dan ook massaal aan bij antiquaren en op internet. Het verzamelen ervan is dus nog wel populair, maar het aanbod is mede door het internet enorm toegenomen. Voor de handelaren is dat minder gunstig, maar als verzamelaar heb je dus ruim de keuze en mogelijkheden om een mooie collectie op te bouwen.

Wat verzamelt u verder?

Veel schoolmateriaal uit grootmoeders tijd, bijvoorbeeld de Aap-Noot-Mies-leesplankjes en de schoolplaten van Isings. Onder zijn leiding zijn er vijfenzestig verschenen. Vierenveertig maakte hij zelf, de andere zijn onder meer getekend door Papendrecht, Jetses en Starink. Ze zijn er in verschillende soorten: op karton, linnen of op een rol. Wat ik ook erg mooi vind, zijn de biologieplaten die Koekoek heeft gemaakt. Net als de platen van Isings waren die bedoeld als onderdeel van het zogenaamde aanschouwelijk onderwijs. Men had nog geen televisie of computer, maar wilde wel graag door mooie platen de verbeelding van de leerlingen prikkelen. Er werden dus geregeld platen vertoond aan de klas. Om nog een voorbeeld te geven: de serie Het volle leven van Jetses. Daarin heb je schitterende platen over het boerenleven, bijvoorbeeld een scène van een akker in de lente, of een tafereel van de dorsvloer in augustus. De meester kon aan de hand van die platen dan prachtig over de verbeelde onderwerpen vertellen aan zijn leerlingen.'

U noemt zich wel ambassadeur van grootmoeders tijd. Wat bedoelt daarmee?

Om dat uit te leggen, ga ik eerst even terug in de tijd. Ik werk 43 jaar in het onderwijs. Rond mijn vijfenveertigste kreeg ik een heel vervelend ongeluk, waardoor ik twee jaar niet kon werken. Ik had inmiddels al een grote verzameling opgebouwd en had ineens veel tijd over. Toen ben ik me meer gaan richten op de inhoudelijke kant van de albums en de schoolplaten. Ik raakte onder de indruk van hun grote educatieve waarde. Zo besloot ik toen mij ervoor in te zetten, een zo breed mogelijk publiek enthousiast te maken voor dit bijzondere erfgoed uit grootmoeders tijd. Niet alleen omdat het ons terugbrengt naar een tijd, waarin het volgens mij leuker was dan nu, maar ook omdat je nog zoveel kunt leren van die albums en platen. Zeker als je bijvoorbeeld je kinderen elementaire kennis over de natuur en de vaderlandse geschiedenis wilt bijbrengen.

Wat gebeurt er met uw verzameling als u er niet meer bent?

Het lijkt mij belangrijk dat mijn verzameling een goede bestemming krijgt. Ik ben voor een deel al bezig mijn collectie onder te brengen bij een jongere man, die er heel goed en serieus mee omgaat. Soms ook geef ik kleine delen weg aan anderen, die er echt iets aan hebben. Het klinkt gek, maar ik heb er geen moeite mee om afstand te doen van mijn verzameling. Ik vind het net zo leuk om bijvoorbeeld bij anderen naar mijn albums te kijken als bij me thuis. Waar ze staan, maat me dus niet zo uit. Als mijn verzameling maar een goede bestemming krijgt. Ik zie de albums en schoolplaten namelijk als een belangrijk cultureel erfgoed. Gelukkig zijn ook anderen zich daar van bewust. Zo komt er een Verkademuseum in Zaandam. Met dat soort initiatieven wordt de herinnering aan grootmoeders erfgoed levend gehouden. Zelf hoop ik nog lang door te gaan met het verzamelen van bijzondere albums en platen en het geven van presentaties. Het is namelijk heel erg leuk om je enthousiasme op een ander over te dragen!


VREUGER: ENGELSE BOMMEN OP ONS DORP (JAAK GILISSEN, GESCHREVEN IN 1988) MAASMECHELEN







X



 

donderdag 12 september 2024

DE TIJD VAN TOEN: DE POSTBODE (ARTIKEL 1984)


Het lijdt geen twijfel dat zowel op gemeentelijk als op postaal vlak de doorgevoerde fusies in vele gemeenten voor veel onvoorziene problemen heeft geschapen zowel voor de posterijen als voor de postgebruikers. Gehele personeelskaders dienden herschikt, postdiensten aangepast, postnummers werden gewijzigd evenals huisnummers en straatnamen. Velen misten hun vertrouwde postbode, het plaatsen van brievenbussen is een 'must" geworden, het persoonlijk contact ging grotendeels verloren. De meeste appartementsgebouwen werden een probleem apart: ganse rijen brievenbussen in de inkomhal, regelmatig andere bewoners waarvan een groot gedeelte naliet bij vertrek of aankomst hun naamplaatje op de hun toegewezen brievenbus weg te nemen of aan te brengen, zodat de postbodes die bij vervanging aldaar de briefwisseling moesten bestellen, voor raadsels kwamen te staan, zo groot als het gebouw zelf. De bewoners en hij, onbekenden voor mekaar, maar mensen die elkaar toch zo nodig hebben! Ook wordt de huidige postbode vaak geconfronteerd met vreemde geschriften en taalgebruik vanwege immigranten van diverse nationaliteiten. Daarbij is ook een veranderende mentaliteit een belangrijke factor: de hedendaagse postgebruiker is veel kritischer ingesteld en diengevolge vlugger ontstemd bij de geringste onregelmatigheid hoewel die soms gebeuren buiten de wil van de posterijen om. De verantwoordelijkheid van de postbode en van de bedienden groeit dagelijks. Wat de postbode in het bijzonder betreft moeten we zeker het uitbetalen van de pensioenen vermelden. Dit plaatst de posterijen voor het dilemma  van gevoel en rede: wat moet primeren? de nood van de mens of de onderrichtingen terzake? Een van de twee zal de handelwijze afkeuren! Het spreekt vanzelf dat een postorganisatie waarin dagelijks -wat ons postkantoor betreft- hun taak dienen te vervullen geheel dreigt ontregeld te worden, wanneer een schakel wegvalt, door menselijk falen of tekortkomingen of ingevolge overmacht van welke aard dan ook. Daarom komt de kritiek op de posterijen ook meestal van mensen die zich niet bewust zijn van het feit dat ook bij de posterijen de correcte dienstuitvoering afhankelijk is van de goede gang van zaken in andere diensttakken. De postbode is de laatste schakel die de kring sluit en daarom vaak ten onrechte de zondebok. Zij zijn het meestal die het niet laten afweten, hoe onmenselijk de weersomstandigheden ook zijn, om geen hond door te jagen, geen kat op de weg, regen, sneeuw, hagel, om nog niet van andere moeilijkheden te spreken...
Daarom komt kritiek aan hun adres soms zo hard aan! Voor sommigen komt hij te vroeg, voor anderen te laat! Gelukkig kunnen ze ook rekenen op begrip en waardering, in het bijzonder van de mensen die de post om allerlei redenen zeer hard nodig hebben zoals ouderlingen, gehandicapten en alleenstaanden, voor wie hij soms één van hun schaarse bezoekers is of misschien de enige. Van zijn komst kan afhangen of brood op tafel komt of levensnoodzakelijke dingen. De tijd dat mensen hem smeken om zelfs op zaterdag een assignatie te bezorgen, is nog niet voorbij...!
Wel jammer dat we van de postbode vragen wat we zelf nog niet altijd in wederzijdse en spontane bedachtzaamheid voor mekaar willen opbrengen. Mensen die er altijd zijn, waarvan er veel geeïst wordt en die nooit opvallen. Mensen in een veranderende, harde tijd, die tegenwoordig zelfs dagelijks de kans lopen omwillen van soms een luttele som geld aangevallen of geslagen te worden waarbij verlies van gezondheid of zelfs leven kan voorkomen. Oudere mensen dwepen soms nog met de post van toen, begrijpen niet altijd dat de postbode tegenwoordig soms hun briefwisseling in de bus steekt of meestal eens per maand met jachtige gebaren hun pensioengeld op tafel legt, haastig groet en vertrekt. Aan zo een facteur -zeggen ze- hebben we niet zoveel meer als vroeger; aan hem kan je niets vragen, van hem kan je niets meer vernemen...vroeger ging dat wel: men kon hem vragen boodschappen over te brengen, medicamenten mee te brengen, de wasketel van de kachel laten optillen, storingen in de electrische installatie te laten opsporen, nieuwe zekeringen laten meebrengen, een kleine rekening laten voorbetalen, een voornaam voor de op komst zijnde baby laten uitzoeken zonder de aanstaande peter of meter te krenken, de kachel aan te maken, de peren te plukken, eens een brief naar Brussel te schrijven of gewoon maar eens te laten luisteren naar de familiale perikelen.
De toen jonge postbodes hadden bijzonder bij de moeders van huwbare dochters een streep voor omwille van de koperen knopen of de "staatsplaats". De postbodes van nu zouden eigenlijk hetzelfde willen doen, maar ook zij zijn niet ontsnapt aan de maatschappelijke evolutie die de mensen grondig veranderd heeft. Daarom zit hij in strakker keurslijf gegoten. Zijn verantwoordelijkheid is enorm toegenomen, zijn goodwill even groot. Hij is zich nogdegelijk bewust van het feit dat de problemen en noden van toen nu nog minstens even groot zijn, en zeker op louter menselijk vlak! Maar de eisen, aan hem gesteld, zijn veranderd: rendement, nauwkeurigheid, takt en veelzijdigheid zijn aan de orde en daarvoor moet de mens -zoals hij is- wijken. Hoe simpel en hoe mooi het voor een buitenstaander ook lijkt: de paden van de postbodes lopen niet altijd over rozen!!!

X


DE TIJD VAN TOEN: HET KOKEN VAN DE MAALTIJD DOOR DE BOER EN EEN BOERIN, OP OPEN VUUR IN DE SCHOUW ROND 1910



X


woensdag 11 september 2024

DE TIJD VAN TOE: HET FOLKLORISTISCHE KINDERSPEL

Kinderspelen is een schilderij uit 1560 van de Vlaamse schilder Pieter Bruegel de Oude. Het genrestuk, waarop meer dan tachtig verschillende kinderspelletjes te zien zijn.

Zeventig jaar geleden bezaten de kinderen nog een gave voorraad folkloristische spelen en kinderrijmen. Zo zongen en speelden ze nog vrij en ongedwongen op de speelplaats van de school, maar ook in de buurt rond de ouderlijke woning. Vooral de meisjes zag men regelmatig touwtje springen en met de bal spelen, begeleid met leuke rijmpjes en zij dansten nog in de kring, zingend allerlei plezierige wijsjes.
Dit komt nu maar zelden meer voor en het is voor een folklorist erg jammer dat die folklore uit het kinderleven zou verdwijnen. Zou, - want een recente enquete stelde vast dat gelukkig nog niet alles vergeten is. Er is nog een passief bezit dat echter weinig functioneel meer is. Wat is overgebleven, werd veelal doorgegeven langs de ouders want ook bij hen duikt af en toe een herinnering op uit het kuiltje van de vergetelheid. Het is immers bekend dat folklore in het algemeen en kinderfolklore in het bijzonder alleen kan gedijen en stand houden in een milieuvriendelijke, landelijke omgeving. 
De verkeersdrukte en het rumoer dat elke nijverheidsinplanting onvermijdelijk meebrengt, zoals de mijnen, ontginningen, industrieterreinen en hemelhoge appartementsgebouwen laat immers maar weinig ruimte over.
Het folkloristische kinderlied is en blijft het echte levenslied van het kind tot ongeveer het twaalfde jaar. Hier voelt het kind zich volledig vrij doordat het zijn volle creativiteit kan uitleven in allerlei rijmen en spelen die het zelf heeft geschapen. Die spelen vallen op door hun naïeve, wilde frisheid, door hun eindeloze variaties, door hun eenvoud in tekst en melodie, zoals die werden doorgegeven door voorgeslachten eeuwen lang terug.
Bekijk eens aandachtig het schilderij van PIETER BRUEGEL DE OUDE uit 1560. Men heeft dit meesterwerk wel eens genoemd de "apotheose van het kind". De kinderen wriemelen ondereen en beheersen het ganse plein, de eindeloze straat, zelfs de huizen, en de verre beemden waartussen een riviertje vloeit met zwemmende jongens. Overal straalt levensvreugde uit. Bij nader inzien ontdekt men tussen de tachtig spelen het ons bekende: "haasje over, touwtje springen, paardje rijden, jagertje houden, gendarm en dief, bikkelen", om er slechts enkele te noemen. Volgens Dr. JOZEF WEYNS, destijds conservator van Bokrijk, waren er in 1920 nog vier vijfde van die spelen bekend. Op dit ogenblik blijft er nog de helft van over, zodat in één generatie zoveel spelen verdwenen als in de vorige vier eeuwen. Met de bedoeling dit kinderlijk cultuurgoed van de ondergang te redden, zijn er in verschillende gouwen en regio's pogingen gedaan om het overgeblevene te catalogeren.  

X




zondag 8 september 2024

KOOLPUTTERBIER


Stap binnen in de wereld van Bèrringse Bier Brouwers, waar elke slok een verhaal vertelt dat teruggaat naar de diepste wortels van de mijnwerkersgeschiedenis. Sinds onze oprichting in 2004 hebben we ons toegelegd op het brouwen van bieren die de essentie van dit erfgoed vastleggen - uniekstrafkaraktervol en doordrenkt van authenticiteit.

Bij Bèrringse Bier Brouwers draait alles om passie en toewijding. We zijn geen mainstream brouwerij die zich richt op de massa; integendeel, we koesteren onze ambachtelijke aanpak en streven ernaar om bieren te produceren die een oprechte expressie zijn van onze eigen smaakvoorkeuren. We geloven in het creëren van bieren die uitdagen, verrassen en inspireren, zelfs als dat betekent dat ze niet voor iedereen zijn.

Onze brouwsels zijn als een ode aan de harde werkethos van de mijnwerkers - stevig, vol van karakter en met een onmiskenbare kracht. Elke fles is doordrenkt met geschiedenis, elke slok roept herinneringen op aan een tijd waarin doorzettingsvermogen en gemeenschap de norm waren.

In een wereld waarin massaproductie en standaardisatie vaak de boventoon voeren, blijven wij trouw aan onze roots. We brouwen geen limonade; we brouwen bier zoals het bedoeld is om te zijn - rijk, complex en vol van smaak. Dus als je op zoek bent naar een bierervaring die verder gaat dan de alledaagse, nodigen we je uit om je te laten onderdompelen in de wereld van Berings Bier. Laat je verrassen, laat je verleiden, en proef de passie in elke slok.

X



SCHILDERIJ: VISSER


X

 

OUDE BEROEPEN: RATTENVANGERS


Het vroegere beroep van rattenvanger op de wijze zoals afgebeeld staat op antieke tegels is al lang verdwenen. Maar er zijn nog wel steeds mensen beroepsmatig bezig met de bestrijding van muizen- en rattenoverlast, meestal vanuit Gemeentelijke Diensten of door particuliere bedrijven.
Er is nu wel een andere beroepsmatige rattenvanger, n.l. de muskusrattenvanger. De bestrijding van muskusratten in België is sinds een 20-tal jaren een nieuw geworden. Dagelijks is er een heel legertje mannen op pad om muskusratten te vangen. Allemaal ontstaan door het uitzetten van een paar muskusratten door een Tjechische graaf rond 1900. Deze graaf  nam van een jachtreis door Alaska een paar van deze pelsdiertjes mee naar huis. Hij zette ze uit in een visvijver op zijn buitenverblijf in Bohemen. Met als gevolg de huidige plaag  in heel West-Europa.

X

DE TIJD VAN TOEN: DE SMID


X

vrijdag 6 september 2024

MAASMECHELEN (OUD-MECHELEN) "DE OUDE POST"

Pentekening : Hubert Donders

Een statig huis dat alleen de ouderen nog wel zullen herkennen. Dit hoekhuis langs de Ganzenstraat en de Meelstraat werd immers in 1933 gesloopt voor de aanleg van de oprit naar de nieuwe brug over het kanaal. Het huis, zo vermelde een inscriptie boven de ingangspoort, werd gebouwd door Hermanus Boten en zijn echtgenote M.C. Heris.
Niet zonder reden stond dit huis in het centrum van Oud-Mechelen, aan het kruispunt van de toenmalige Pagenstraat (nu Hemelrijkstraat), Meelstraat, Ganzenstraatje en de Bosstraat (later Dorpstraat en nu Dr. Haubenlaan). We mogen gerust stellen dat bouwheer H. Boten in zijn tijd de voornaamste onder de notabelen van ons dorp was. Hij werd in 1684 te Mechelen geboren en oefende hier, tot aan zijn dood in 1757, het ambt van notaris uit. In 1709 benoemde de hogeproost  hem tot secretaris van de gemeente en vanaf 1716 - zo niet vroeger - was hij kapitein van de schutten. Bovendien bekleedde hij meermaals het ambt van burgemeester en van momber des heeren (de persoon die de belangen van de hogeproost moet behartigen). Een figuur dus om u tegen te zeggen, iemand van wie men kan aanvaarden dat hij zijn huis het uithangbord "in de drie Koningen" gaf. Al waren het geen koningen, toch kwamen hier, tot aan de Franse Revolutie, schout en schepenen vergaderen. Mede hierdoor kreeg het huis de benaming "Het Gericht" en "de Justitiekamer". Toen later daar ook het eerste postkantoor gevestigd werd, kreeg het ook nog de naam "de post" en bleef het nog lang gekend als "de Oude Post".
Op 22 juni 1734 kreeg Hermanus Boten hoog bezoek. Gans Mechelen was in feest ter gelegenheid van de blijde inkomst van de hogeproost Baron van Wassenaar. De proost trok nadat hij de banklok had geluid, in stoet naar "de justitie caemer ten huise van momboir Hermanus Boten" om er opnieuw te zweren "alle inwoonders te sullen mainteneren ende conserveren in alle hunne oude privilegiën".
De "Oude Post" was ook het geboortehuis van Dr. Theodoor Hauben. Deze eminente armendokter en tevens hoogleraar zag hier het levenslicht op 5 maart 1835. Wie zou toen hebben kunnen vermoeden dat dit borelingske zijn naam zou geven aan de toenmalige Bosstraat, later de Dorpstraat ?
Nog vóór dat H. Boten hier zijn "Justitiecaemer" bouwde, was de plek waar de Bosstraat, de Meelstraat, het Ganzenstraatje en de Hemelrijkstraat samenkwamen, niet zonder gerechtelijke betekenis. Hier stond te Mechelen vóór 1870 de reusachtige linde waaronder in vroeger eeuwen de schepenen hun vonnis velden; hier stond ook de kaak of schandpaal waaraan de dieven met hun gestolen buit te schande werden gesteld. In 1723 schreef secretaris H. Boten nog heel pompeus: "Van den Proen af begint de Meelstraet gaende door de Haelstraet tot aen de Alde Maese".
Op deze plek, waar de weg langs het water en de weg naar het bos samenkwamen, verzamelden zich eertijds ook de heerden om vandaar met hun runderen, ossen, schapen en varkens naar de heide te vertrekken. De laatste die het oude centrum van Mechelen als dusdanig respecteerde, was Zjefke Haerden, de tamboer van de schutterij. Wanneer de schutterij met een kermis, vogelschieting of andere gelegenheid uittrok, plaatste Jefke zich tegen de gevel van de "Oude Post" en roffelde minutenlang op zijn trommel, alsof hij de geesten van de oude schutten uit de belendende straten wilde wakker trommelen. Daarna zette hij zich in beweging, stapte midden over de plavei en roffelde een soort oproepingsmarch: vrrrom, vrrrom ... Dat kwajongens hem zouden vergezellen, lag voor de hand. Ze zongen dan ritmisch mee: "vrrrom, vrrrom, den hônd geit baggele, den hônd geit baggele ..." En "den hônd" bleef "baggele" tot Jefke zijn bestemming bereikt had, namelijk het schuttenlokaal bij Bert Hamers, op "'t tupke van het Bozzjing".

X