Pentekening : Hubert Donders
Een statig huis dat alleen de ouderen nog wel zullen herkennen. Dit hoekhuis langs de Ganzenstraat en de Meelstraat werd immers in 1933 gesloopt voor de aanleg van de oprit naar de nieuwe brug over het kanaal. Het huis, zo vermelde een inscriptie boven de ingangspoort, werd gebouwd door Hermanus Boten en zijn echtgenote M.C. Heris.
Niet zonder reden stond dit huis in het centrum van Oud-Mechelen, aan het kruispunt van de toenmalige Pagenstraat (nu Hemelrijkstraat), Meelstraat, Ganzenstraatje en de Bosstraat (later Dorpstraat en nu Dr. Haubenlaan). We mogen gerust stellen dat bouwheer H. Boten in zijn tijd de voornaamste onder de notabelen van ons dorp was. Hij werd in 1684 te Mechelen geboren en oefende hier, tot aan zijn dood in 1757, het ambt van notaris uit. In 1709 benoemde de hogeproost hem tot secretaris van de gemeente en vanaf 1716 - zo niet vroeger - was hij kapitein van de schutten. Bovendien bekleedde hij meermaals het ambt van burgemeester en van momber des heeren (de persoon die de belangen van de hogeproost moet behartigen). Een figuur dus om u tegen te zeggen, iemand van wie men kan aanvaarden dat hij zijn huis het uithangbord "in de drie Koningen" gaf. Al waren het geen koningen, toch kwamen hier, tot aan de Franse Revolutie, schout en schepenen vergaderen. Mede hierdoor kreeg het huis de benaming "Het Gericht" en "de Justitiekamer". Toen later daar ook het eerste postkantoor gevestigd werd, kreeg het ook nog de naam "de post" en bleef het nog lang gekend als "de Oude Post".
Op 22 juni 1734 kreeg Hermanus Boten hoog bezoek. Gans Mechelen was in feest ter gelegenheid van de blijde inkomst van de hogeproost Baron van Wassenaar. De proost trok nadat hij de banklok had geluid, in stoet naar "de justitie caemer ten huise van momboir Hermanus Boten" om er opnieuw te zweren "alle inwoonders te sullen mainteneren ende conserveren in alle hunne oude privilegiën".
De "Oude Post" was ook het geboortehuis van Dr. Theodoor Hauben. Deze eminente armendokter en tevens hoogleraar zag hier het levenslicht op 5 maart 1835. Wie zou toen hebben kunnen vermoeden dat dit borelingske zijn naam zou geven aan de toenmalige Bosstraat, later de Dorpstraat ?
Nog vóór dat H. Boten hier zijn "Justitiecaemer" bouwde, was de plek waar de Bosstraat, de Meelstraat, het Ganzenstraatje en de Hemelrijkstraat samenkwamen, niet zonder gerechtelijke betekenis. Hier stond te Mechelen vóór 1870 de reusachtige linde waaronder in vroeger eeuwen de schepenen hun vonnis velden; hier stond ook de kaak of schandpaal waaraan de dieven met hun gestolen buit te schande werden gesteld. In 1723 schreef secretaris H. Boten nog heel pompeus: "Van den Proen af begint de Meelstraet gaende door de Haelstraet tot aen de Alde Maese".
Op deze plek, waar de weg langs het water en de weg naar het bos samenkwamen, verzamelden zich eertijds ook de heerden om vandaar met hun runderen, ossen, schapen en varkens naar de heide te vertrekken. De laatste die het oude centrum van Mechelen als dusdanig respecteerde, was Zjefke Haerden, de tamboer van de schutterij. Wanneer de schutterij met een kermis, vogelschieting of andere gelegenheid uittrok, plaatste Jefke zich tegen de gevel van de "Oude Post" en roffelde minutenlang op zijn trommel, alsof hij de geesten van de oude schutten uit de belendende straten wilde wakker trommelen. Daarna zette hij zich in beweging, stapte midden over de plavei en roffelde een soort oproepingsmarch: vrrrom, vrrrom ... Dat kwajongens hem zouden vergezellen, lag voor de hand. Ze zongen dan ritmisch mee: "vrrrom, vrrrom, den hônd geit baggele, den hônd geit baggele ..." En "den hônd" bleef "baggele" tot Jefke zijn bestemming bereikt had, namelijk het schuttenlokaal bij Bert Hamers, op "'t tupke van het Bozzjing".
X
Geen opmerkingen:
Een reactie posten