Het huisje werd een eethuis met de naam 't Gläeg en daarna eethuis Friedheim. Inmiddels staan er appartementen.
Het boerderijtje, rustend onder een zonnige wintervacht. Voor Anny Donders betekent deze foto een terugkeer naar haar jeugdjaren, naar het huis van haar grootouders. In gedachten zette ze zich weer op het bankje van toen en noteerde voor ons volgende mijmeringen. Hoe dikwijls heb ik die luifel geschrobd en de vensters gewassen! Met de spinnenkop; ik veegde meer met het hout over de ramen omdat er bovenaan geen haren meer waren; de spinnenkop had enkel nog een sikske aan de onderkant. Binnen in het huis stond de tafel voor het venster; boven de tafel hing een kabel met een porseleinen kapje waarover een doekje hing. Op ieder hoekje van dit lampenkapje was een bloemetje geborduurd; een rood, een geel, een oranje en een blauw. De bloemetjes hadden elk een steeltje en twee groene blaadjes. Ik had er een kantje aan genaaid. Met een speld had men er in één hoek een vliegenvanger aan bevestigd. zo een kleverig ding waar je, als je ietwat voorover durfde buigen, gegarandeerd aan bleef plakken. Op tafel stond een doos met klontjes suiker en een gelakte koffiepot ernaast. Moeder zat altijd op dezelfde stoel, steunend met een elleboog op tafel en de pet van grootvader in de hand. Ondanks de kleverige vliegenvanger wemelden de vliegen immers weelderig over tafel. Moeder wachtte geduldig het goede moment af en, pats, weer was het raak. Het beestje werd doodsimpel van tafel geveegd. Af en toe mocht ik die dan wegkeren. Op haar tocht naar het lof op zondag, Mocht ik al eens mee. Maar eerst haalde moeder alle kammen en haken uit haar haar, bukte zich dan voorover zodat haar haren tot op de grond vielen. Dan pakte ze de bussel haren, draaide alles in een lange streng en vlocht het boven op de kruin. Ik heb altijd met bewondering staan kijken naar dit haarschouwspel. Niet alleen het haar werd voor de lofgang in de plooi gelegd, ook de geruite sloffen werden geruild voor lederen sloffen. De 'sjaskosj', waarschijnlijk nog de handtas waarmee ze getrouwd was, mocht dan ook de kast uit. Dan nog de 'plak' om de schouders en met een laconiek 'kôm keind' waren we weg. Onderweg ontmoetten we meerdere vrouwen die te rusten zaten op hun stoel op de luifel. 'Hei Tilke', klonk het dan als een groet' 'geis-te nao de kérrek? Bij broer Zjengske en zuster Antsje bleef ze al eens staan voor een korte babbel. Ondanks het feit dat die broer en zuster kortbij woonden, was die zondagse babbel dikwijls het enige familiecontact. Ik herinner me grootmoeder ook met af en toe een grote stenen pot tussen haar knieën; met een lange stok was het dan boterstoten geblazen. Ik was blij als ik bij een 'sanitaire stop' die stok al eens mocht overnemen. De mooiste herinneringen draag ik mee van het zitten op het bankje. Als mijn grootmoeder me uitnodigde met de woorden 'kôm keind, zét dich get bi-j mich', dan aarzelde ik geen seconde. Ik wist immers dat dan ook Nelke Monnissen (grootmoeder langs vaderskant) kwam buurten. Menslief, wat was dat een mooie tijd. Kon ik nog maar eens op dat bankje zitten!
X
Geen opmerkingen:
Een reactie posten