De historie rond de tank van Kotem is ondertussen bekend. Dit laatste restant uit het grauwe oorlogsjaar 1945, dat door de onafgebroken inzet en kunde van de Eisdense duikersclub -Jaws- uit de Maas kon worden opgehaald, vlakbij de toendertijd E-39 viadukt te Maasmechelen, werd op een zware betonnen sokkel als memoriaal geplaatst nabij de Maas, waar viadukt en stroom een hoek vormen. Daar zal zij blijvend herinneren aan een der laatste fasen uir de oorlog: de Brits-Amerikaanse Rijnovertocht.
Want het was daar in de Maasvallei, nabij het intussen verdwenen veer van Kotem, dat een Britse tankdivisie deze Rijnovertocht oefende bij middel onder meer van gepantserde landingsvaartuigen van Amerikaanse makelij: de Buffalo's.
Tijdens een van de laatste koude winternachten, einde februari - begin maart 1945 zonk een der pantservoertuigen en sleurde zijn vier bemanningsleden mee. Twee overleefden het ongeval: twee anderen verdronken jammerlijk.
Leden van -Jaws- en bestuursleden van het opgerichte tankbeschermkomitee te Kotem zaten niet stil en slaagden erin, door zelfs in Engeland een der nog levende bemanningsleden van de ramp-tank op te sporen, haast de volledige puzzel samen te stellen.
Het oorlogsmonument werd met de nodige feestelijkheden plechtig onthuld.En dit met de vererende aanwezigheid van een der tankbemanningsleden: John Sheerer.
Twee leden van de duikersclub -Jaws-, Jos Calsius en Stan Datun, hadden hun jaarlijkse vakantie besteed aan een tocht naar Groot-Brittannië, waar zij vooreerst op zoek gingen naar ouders of familie van de op het Hasseltse ereperk begraven Philip Harding, een der vier bemanningsleden, die bij de duik om het leven kwam, Philips moeder was overleden en zijn vader verbleef in een ziekenhuis.
ENKELE RECHTZETTINGEN
-------------------------------------
Toch konden Jos Calsius en Stan Datun bij de Hardings de verblijfplaats achterhalen van het tweede tankbemanningslid, van wie men de volledige naam kende, nl. John Sheerer. Sheerer kon haast tot in detail relaas verstrekken over het gebeurde. Er waren inderdaad maneuvers geweest, waarbij de Maas die in het voorjaar erg woelig is, gebruikt werd om de latere Rijnovertocht in te oefenen. Deze oefeningen van het vierde Royal Tank Regiment, geleid door Maarschalk Montgomery, hadden plaats in een afgebakend gebied, waaruit de bewoners geëvacueerd werden. John Sheerer, tankbestuurder, daalde op zeker ogenblik met zijn pantservoertuig de Maasboord af. Aan boord drie andere bemanningsleden: Philip Harding, nog een zekere Phil, van wie Sheerer de familienaam niet meer kende en tenslotte Jimmy, die van zijn makkers de bijnaam hokus pokus kreeg en van wie men dacht dat zijn stoffelijk overschot nooit werd teruggevonden, Sheerer zei dat zowel het stoffelijk overschot van Philip Harding als dat van Jimmy één week na de rampnacht werden teruggevonden. Harding werd begraven op het erepark van Hasselt: waarschijnlijk werd het stoffelijk overschot van Jimmy naar Engeland overgebracht. Over Phil wist Sheerer enkel dat hij de duik had overleefd, maar hoe en waar hij na drieëndertig jaar nog terug te vinden is, kon hij niet vertellen. Toen de tank haast aan de overkant was, voelde Sheerer dat zij onder de waterspiegel een zwaar voorwerp raakten. De bodem sloeg lek en in enkele tellen zonk de tank in het wild stromende Maaswater.
FEESTELIJKHEDEN
--------------------------
Toen dan de tank, einde Juni van dat jaar, met vereende krachten uit de Maas werd gesleurd, begon men met het uitdokteren van een bestemming. Te Kotem werd alvast een beschermkomitee in het leven geroepen dat de naam "Jimmy" meekreeg. Na enkele vergaderingen in de gemeente Maasmechelen kwam men tot een akkoord: de tank, die in de ateliers St.-Barbara te Eisden kosteloos werd gezandstraald, gemetaliseerd en achteraf khaki-groen geschilderd, zal geplaatst worden op een betonnen sokkel aan de Maasoever, vlakbij aan de toendertijd genaamde E-39 viadukt en langs de weg naar Kotem. Een gedenkplaat zal de feiten van toen levendig in herinnering houden.
XX

Geen opmerkingen:
Een reactie posten