Een schoof van een graangewas dat is afgesneden wordt een garf, garve of korenschoof genoemd. Toen het graan met de hand werd geoogst werden de graanhalmen samengebonden. Hiervoor werd een zicht en een pikhaak gebruikt. Daarna werd dit graan samengebonden door bindsters met een handje halmen tot een schoof. Deze schoven werden dan te drogen gezet, door meerdere schoven tegen elkaar te plaatsen tot een hok. Later kwam de zwadmaaier, waarna het gemaaide graan nog met de hand tot schoven gebonden moest worden. Met de komst van de zelfbinder was ook dit verleden tijd.
X
Geen opmerkingen:
Een reactie posten