Nooit was vroeger het schoolverzuim zo hoog als in de aardappeltijd. Ouders en kinderen, iedereen zat op het land.
Hoewel, helemaal met hun blote handen ging het misschien ook weer niet. Er waren streken waar men aardappelkrabbers, ook wel pijpenkoppen genoemd. Dit waren een soort puntige vingerhoedjes die de vingers beschermden tegen scherpe voorwerpen in de grond. Helemaal op percelen waar straatafval als bemestingsmateriaal werd gebruikt, was dat geen overbodige luxe. Dat afval bestond namelijk niet alleen uit organische restanten, er zat soms ook glas tussen, potscherven en wat dies meer zij. Handmatig oogsten was tot in de jaren 50 heel gewoon, ook al waren er toen inmiddels rooimachines. Niet elke boer kon zich die echter veroorloven en de machines waren ook niet erg geschikt voor kleinere percelen. En aangezien iedereen wel een lapje aardappelen had, kwamen die kleine stukjes veel voor.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten