Zoeken in deze blog

zondag 30 juni 2024

OUDE BEROEPEN: DE KUIPER OF TONNENMAKER


De kuiper of tonnenmaker is een ambachtsman die houten kuipen of tonnen maakt. Losse stukken hout bewerkt hij tot planken en duigen. Daarna brengt hij ze samen met hoepels en banden. De werkplaats van de vakman wordt kuiperij genoemd. Het ambacht van kuiper is vandaag nagenoeg verdwenen omdat kuipen of vaten tegenwoordig uit metaal worden gemaakt.

Ambacht

De noodzaak om vloeistoffen en andere levensmiddelen te bewaren en te vervoeren is even oud als de mensheid zelf. Het vat en de kuip kenden in de middeleeuwen een eerste groei. Bier, boter, kaas en olie werden op de markt in kuipen aangeboden. Later leerde men dat onder invloed van vuur en water hout kon plooien. Zo ontstond het gebogen vat. Het ambacht van de kuiper evolueerde tot specialistenwerk. Er waren kuipers die zich toelegden op verpakkingsvaten en huishoudelijke kuipen. Anderen maakten stevige tonnen voor de inleg- en conservennijverheid. Nog andere kuipers produceerden bijna uitsluitend dranktonnen. Elk dorp had ook een dorpskuiper die zowat alles maakte van tonnen en kuipen: melkemmers, beerkuipen, boterkuipen, wastobbes, kaastonnen… Door de Industriële Revolutie werden tonnen en kuipen steeds meer machinaal vervaardigd. Vandaag is de traditionele kuiperij vooral hobbyistenwerk geworden. Metalen kuipen, vaten en tonnen zijn nu de norm.

Techniek

Een ton bestaat uit duigen, een reeks gebogen planken. Deze verkrijg je door een in blokken verzaagde boomstam in planken te klieven met een kliefmes. De planken worden dan verder verwerkt tot duigen. Dit gebeurt met een bijl en een trekmes, het basisinstrument van de kuiper. De duigen worden daarna geruime tijd te drogen gezet en afgewerkt op de schaafbank. Om een ton te krijgen zet de kuiper de duigen samen. Hij houdt ze op hun plaats met twee voorlopige ijzeren banden onderaan en één in het midden. Door een vuurtje binnenin de ton worden de duigen buigzaam zodat de tonnenmaker ze bovenaan kan aantrekken met een vierde voorlopige band. Die wordt aangespannen met een hoepeltrekker. De uiteinden van de duigen schaaft hij glad met een gebogen kortschaaf. Hij schuint ze af met de dissel. Daarna schuurt de kuiper ook de groef voor de bodems uit. De binnenzijde wordt gladgeschaafd met een rond snijmes en een steekschaaf. Door de bovenste band weg te nemen, kan hij de bodem plaatsen en de definitieve banden aanbrengen met hamer en drijfveer.

X




OUDE BEROEPEN: OPKOPER 1966

De huidige, bijna industriële "alles-kopers" hadden dergelijke bescheiden voorgangers, die op een hondenkarretje en met een hoorntje van dorp naar dorp reden en datgene opkochten waarvoor ze elders nog een schamele duit kregen. 

X

OUDE BEROEPEN: KONIJNENVELLEN OPKOPER 1955

Deze opkoper ging per fiets en met een bel, vooral in het kermisseizoen en met de kerstdagen werd in veel huisgezinnen een of meerdere konijnen geslacht. Hij ging dan alle dorpen in zijn omgeving af om konijnenvellen op te kopen. Daarvan werden onder meer mantels en handschoenen gemaakt. Op de foto ziet men twee knapen die hem een paar konijnenvellen verkopen.

X

vrijdag 28 juni 2024

DE TIJD VAN TOEN: AARDAPPELEN OOGSTEN 1954


X

GROETEN UIT MAASMECHELEN / LEUT


X

OUDE BEROEPEN: KASTANJEVERKOPER 1960

In de herfst werden warme kastanjes verkocht. Ze worden verwarmd in een grote schaal op een speciaal vuurtje.

X

OUDE BEROEPEN: HUISJESSLAKKENVERKOOPSTER 1959

Veelal kan men bij deze verkoopster ook gedroogde vis kopen.

X




DE TIJD VAN TOEN: MELKMEISJE


X

DE TIJD VAN TOEN: SPELENDE KINDEREN JAREN '50

Kinderen op de ponywagen.

Spelen tussen de knollen.

Touwtje springen.

X





DE TIJD VAN TOEN: COWBOYTJE EN INDIAANTJE

We waren cowboys en indianen en schoten elkaar overhoop. We waren politie en boeven en bonden elkaar vast. We waren ridders en bevochten elkaar met zwaarden. We speelden oorlogje en bouwden forten van waaruit we onze geweren richtten op iedereen die langs kwam. “Pang pang, jij bent dood!” 

X


donderdag 27 juni 2024

OUDE BEROEPEN: FOORREIZIGER

Onze kermissen zijn oorspronkelijk de profane vieringen van de parochiepatroons. De foorkramers trekken nog met hun "vermakelijkheden" van kermis naar kermis. Hier een typische geanimeerde schietkraam in 1975.

X


OUDE BEROEPEN: KERMISVECHTER 1977

Op de grote kermissen waren doorgaans ook niet-alledaagse dingen te zien. De beruchte boks- en worsteltent, waar de sterke, gespierde kermisvechters het "publiek" uitdaagden.

X

vrijdag 21 juni 2024

DE TIJD VAN TOEN: TAXI


X

DE TIJD VAN TOEN: DE ZINKEN TEIL

Afkoelen tijdens een warme zomerse dag in de zinken teil 1967

Hij was te vinden in de keuken of binnenplaats van elk huis, werd bijna elke dag wel gebruikt voor verschillende doeleinden en was onmisbaar in het huishouden. We hebben het natuurlijk over de oude, vertrouwde zinken teil.

Ging jij in bad in zo'n tobbe, of zag je je moeder er de was in doen? Of ken je hem vooral als speelgoed in de zomer, om heerlijk af te koelen en watergevechten te houden? Misschien wel al deze dingen, en nog meer? Met een zinken teil kun je alle kanten op.

X

donderdag 20 juni 2024

DE TIJD VAN TOEN: OOGSTEN MET DE HELE FAMILIE


X

DE TIJD VAN TOEN: PAARD EN KOE MET PLOEG (JAREN '60)

 Het veld wordt omgeploegd met paard en koe. Dit was eerder uitzonderlijk, normaal gezien werd de ploeg getrokken door twee ossen of twee paarden. De dieren trekken een enkele ploeg voort.

X

DE TIJD VAN TOEN: WIELPLOEG GETROKKEN DOOR EEN DUBBELSPAN


Een wielploeg of karploeg is een ploeg met aan de voorzijde twee wielen.Karploegen kunnen met of zonder rister (keerbord) zijn uitgerust. De ploeg is geconstrueerd uit twee delen, de voorploeg en de achterploeg. De voorploeg bestaat uit een as met twee wielen, een groot en een klein wiel. Het grote wiel loopt door de opengeploegde bouwvoor, het kleine over het nog niet geploegde land. Voor de ploeg worden de trekdieren gespannen. Het achtergedeelte is de eigenlijke ploeg, en als ze is uitgerust met een rister wordt de akkergrond niet alleen los gemaakt maar ook gekeerd.

X


.


DE TIJD VAN TOEN: FAMILIE MET HONDENKAR (NEDERLAND)


DE TIJD VAN TOEN: ARMOEDE


OUDE AMBACHTEN: RIETDEKKER



Het rietdekkers vak is een eeuwenoud ambacht dat in de loop van de tijd slechts weinig veranderingen heeft ondergaan. Een rietdekker steunt bij zijn werk op een rietdekkerstoel, dat met behulp van scherpe kromgebogen haken in het dak wordt vastgezet. Als gereedschap dienen o.a. het zetje, de goot, het drijfbord, de naald en de gaffel. Een rieten dak is circa 25 cm. dik. Het riet wordt in lagen opgebracht. Eerst wordt een dunne laag riet over de panlatten gespreid, de spreilaag. De bossen riet worden dan naast elkaar gelegd met de dikste kant naar beneden. Met behulp van het drijfbord, ook wel dekplank genoemd, wordt het riet gelijk geklopt. De bevestiging van het dekriet gebeurt door middel van een dikke gegalvaniseerde draad die met koperdraad op de panlatten wordt gebonden. De dekker heeft hierbij de hulp nodig van een jongen die de draad van binnen terugsteekt, terwijl de rietdekker hem van buiten aantrekt. Deze manier van bevestigen werd vroeger veel bij de bekleding van molens toegepast, vandaar dat men deze steek de molensteek noemt. Langs de uitholling van de goot wordt de koperdraad naar binnen geschoven in het oog van de naald. Als deze teruggetrokken wordt komt het koperdraad mee. Met het zetje, een vorkachtig instrument, wordt de staaldraad aangetrokken en wordt het koperdraadje in elkaar gedraaid. Het riet wordt met de hand en een klopper gelijkelijk verdeeld. Als het dekken klaar is wordt het gehele dak nog met een klopper afgewerkt en geëgaliseerd en de losse rietdeeltjes worden verwijderd.

X




DE TIJD VAN TOEN: BOER EN BOERIN MET SPINNEWIEL (OPHOVEN)


X


woensdag 19 juni 2024

DE TIJD VAN TOEN: SLACHT VAN HET VARKEN


Van big tot slachtvarken duurde minstens vijf maanden. Voor de winterperiode aanving, zag men de huisslachter haast dagelijks één of ander erf oprijden. Voor de uitbloeding werd het dier aan een ladder opgehangen. De volgende dag werd het varken in stukken gehakt.

Aardappels, pap, roggebrood en een stuk van het varken was de kost van het grootste deel van de bevolking. Eieren, kaas en vis kwamen zelden op tafel. De voorraad aardappelen werd vorstvrij bewaard in een kuil in de grond. 's Winters werden ze afgedekt met stro en een laag aarde. Veel arbeiders baatten na hun dagtaak een klein landbouwbedrijf uit, grotendeels voor eigen gebruik. De slachttijd was telkens opnieuw een feestelijk moment. 's Avonds hing het opengehakte pronkstuk tegen een ladder en de volgende dag kwam de slachter het dier in stukken hakken. Het grootste deel - oren, staart en poten inbegrepen - ging in een grote houten kuip in de kelder, diep onder de pekel. Niets ging verloren. De hammen en worsten werden in de keuken aan haken aan de zoldering te drogen gehangen. Het beste stuk van het varken ging naar de pastoor. Ook de familieleden werden niet vergeten. Eieren en boter waren voor de verkoop bestemd. Zij werden aan huis opgehaald of wekelijks naar de winkels in de stad gebracht, in ruil voor winkelwaren. Een bakker kwam niet over de vloer. Bij de meeste boerderijen hoorde een bakhuis. Wie geen oven had kon bij de buren terecht. Wekelijks of tenminste om de twee weken, bij voorkeur op een vrijdag, werd de oven gestookt. Drie tot vier mutsaarden volstonden. Het aantal vlaaien en grote ronde broden varieerde volgens de grootte van het gezin. Niets rook aangenamer dan de geur van versgebakken brood.

X

dinsdag 18 juni 2024

SHOWBIZZ: ZWARTE LOLA (ANNIE HEUTS 1929-2019)

‘Ik ben Lola, Zwarte Lola. Ik ben Lola uit de stripteasebar.’ Volgens de legende werd de hit van Annie Heuts, die veel brave huisvaders rode oortjes bezorgde, in slechts tien minuten geschreven.

Annie Heuts werd in 1929 geboren in Maastricht. Na een danscarrière streek ze neer in Belgisch-Limburg. Zo belandde ze in 1950 in Genk waar ze trouwde met André, een ingenieur bij Ford. Annie bleef verder sleutelen aan haar showbizz-carrière: ze had succes als lid van het zangduo De Olympiazusjes en verving Jo Leemans tijdelijk als zangeres voor het orkest van Francis Bay. Maar de echte doorbraak bleef lang uit. Ze wierp de handdoek tijdelijk in de ring en maakte meer tijd om voor haar kinderen te zorgen. De Maastrichtse zangeres bracht het laatste deel van haar leven door in Bolderberg in Heusden-Zolder.

Johnny Hoes

In 1967 bedacht de man achter ‘De Vogeltjesdans’ en ‘Och, was ik maar bij moeder thuis gebleven’ Johnny Hoes haar legendarische alterego ‘Lola’ door het gelijknamige nummer ‘Ik ben Lola’ naar verluidt in minder dan een kwartier neer te pennen. De rest is geschiedenis: Annie Heuts groeide uit tot bezieler van het ‘erotische smartlappengenre’. Ze reeg een succesvolle carrière aan elkaar met uitdagende smartlappen als ‘Dat ene slippertje’ en ‘Wie me betaalt, mag me bekijken’. In 1987 zette Annie Heuts een punt achter haar actieve carrière. Toch kon ze het niet laten om voor kijkend Vlaanderen nog af en toe een keer in de huid van haar personage Zwarte Lola te kruipen.

“Ik heb België minder preuts gemaakt”

De oudste stoeierige zangeres uit de Lage Landen werd vaak vergeleken met de erotische versie van de Zangeres Zonder naam en gezien als voorloper van Astrid Nijgh van ‘Ik doe wat ik doe’ en Wendy Van Wanten. Hoewel Annie het hoofd van mannen op hol deed slaan, beweerde ze altijd met klem zelf nooit te zijn vreemdgegaan. “En een stripteasebar heb ik trouwens ook nooit vanbinnen gezien", vulde ze aan. “Al denk ik wel dat ik België minder preuts heb gemaakt.”

X


DE TIJD VAN TOEN: LIMBURGSE BOERIN MET HONDENKAR

Wanneer de boerin de koeien ging melken, spande ze de hond voor de kar, waarin ze de melkemmer en -kan zette.

X

DE TIJD VAN TOEN: 'BEIR' BECKERS DE MANDENVERKOPER

Een onvergetelijke figuur in het Maasland is 'Beir' Beckers (1915-1993) uit Stokkem. Met zijn fiets, volgeladen met manden in alle vormen en afmetingen, reisde hij de dorpen af. Hier de 'manjeleman' op de zaterdagmarkt in Eisden, waar hij een vaste stek had.

X

zondag 16 juni 2024

OPGRIMBIE STEENWEG (NU RIJKSWEG) - VERDWENEN HUISJES

Lange tijd lag het huisje van Mathijs Maas (Ties Maos) eenzaam en alleen tussen de Kluit en de eerste huizen van Maasmechelen (Mechelen-aan-de-Maas). Later kreeg het de familie Detrez als gebuur (op de achtergrond).

Beide huisjes zouden moeten verdwijnen voor de aanleg van de autosnelweg.

XX




DE TIJD VAN TOEN: BOERINNEN WERKEN OP HET ERF EN HALEN WATER UIT DE PUT


X

DE TIJD VAN TOEN: TWEE EMMERTJES WATER HALEN


In sprookjes komen waterputten regelmatig voor als iets magisch, een toegang tot de onderwereld. Maar hier, bij deze langgevelboerderij wordt gewoon water naar boven gehaald, zoals bij bijna alle boerderijen in vroeger tijden.

De foto is niet eens zo héél oud (jaren '80) maar de sfeer die het oproept, lijkt van veel verder terug. De tijd waarin boerinnen altijd op klompen liepen en zelf hun emmertjes water naar boven haalden. De mevrouw op deze foto heeft waarschijnlijk haar hele leven niet anders gedaan, net zoals haar moeder, en haar oma. Want vóór de komst van de waterleiding stond niet alleen bij vrijwel alle boerderijen een put, maar veel woonhuizen beschikten over een exemplaar. Bij de put hoorde een putstelling, bestaande uit een putmik, een hefboom, de ligger of de putsteiger. Aan de op- en neerbewegende putsteiger hing aan de putkant een schepstok (de putzwengel) met onder aan de puthaak, die aan een hoefijzer in de putwand werd gehaakt als er geen water gehaald werd. De hefboom was voor de balans achteraan verzwaard met een blok hout. Zo gewoon het vroeger was om een put te slaan, is dat nu niet meer. Het aanleggen van een put is inmiddels aan strenge regels gebonden.

X

DE TIJD VAN TOEN: DE HONDENKAR


Niet iedereen beschikte over voldoende eigen middelen om er een os of paard op na te kunnen houden. Dan werd de hond, de 'beste vriend van de mens', maar ter hulp geroepen en voor de kar gespannen. Op het zijbord van de bak bevond zich dikwijls een plankje, waarop de begeleider desnoods kon plaatsnemen. Justus Lipsius (1547-1606) beschrijft reeds de hondenkarren waarmee de leerbewerkers zich naar de markt begaven. De bakker, schrijnwerker, melkboer enz. vervoerden er hun producten mee. Een karhond kon veertig tot zestig kilometer per dag afleggen en een last van tussen de 50 en 150 kilogram trekken.

X

DE TIJD VAN TOEN: DRIE-GENERATIE-GEZINNEN

In landbouwmiddens waren drie-generatie-gezinnen eerder regel dan uitzondering. Als de landbouwer of zijn echtgenote te oud werden voor het zware boerenwerk, gaven zij het bedrijf over aan een inwonende zoon of schoonzoon.

X

vrijdag 14 juni 2024

TONGEREN: VIERING WINNAAR TOUR DE FRANCE VICTOR LENAERS 1922

Bij zijn terugkomst op 25 juli werd hij (in de koets met witte pet) door zowat gans Tongeren en omgeving feestelijk gevierd. Lenaers was nog een echte 'Flandrien', hij reed gewoon op de fiets van Tongeren naar de startplaats in Frankrijk. De ronde ging over 5300 km., zijn prijzengeld bedroeg ongeveer 4000 Frank.






In 1921 won Victor Lenaers (1893-1968) de Tour de France in de categorie van de ‘onverzorgden’. Dit waren de renners die zelf moesten instaan voor hun eten, het onderhoud van hun fiets, en hun slaapgelegenheid.  Omwille van zijn uitzonderlijke prestatie werd Lenaers triomfantelijk gehuldigd bij zijn terugkomst in Tongeren. Toch ontbrak hij achteraf vaak op erelijsten en werd hij de ‘vergeten Tourwinnaar’ genoemd. 

Victor Lenaers was een echte volksheld, een rasechte Tongenaar van op ‘de Leuren’.  Na vier zware jaren krijgsgevangenschap tijdens de Eerste Wereldoorlog krabbelde hij recht en maakte hij onze stad wielergek. Een massa volk stond hem bij zijn terugkomst op te wachten, de ‘simpele renner van bij ons’ die in Frankrijk tegen de grootste wielernamen had gevochten. 


X



OUDE BEROEPEN: DE HOEFSMID

Toen er nog veel paarden waren, was het beroep van hoefsmid een drukke bezigheid. Niet alle hoefsmeden gebruikten een travalje, de mannen op de foto hebben het paard aan de muur vastgebonden om het te beslaan.

TRAVALJE OF HOEFSTAL

Een hoefstal of travalje is een klein en open bouwwerk van hout of metaal, meestal overdekt, waarbinnen een paard of een ezel wordt vastgezet als de hoefsmid het beslaat. Het bouwwerk bestaat uit vier houten stijlen die in een rechthoekige opstelling zijn geplaatst, waarbij twee stijlen aan elkaar zijn verbonden door een schuin oplopende balk. Aan de voorkant van het laagste deel van de balk wordt de voorpoot van het dier gefixeerd. Aan de achterste twee stijlen zijn ogen bevestigd waarin een horizontale staaf wordt geschoven. Hiermee wordt de achterpoot opgeheven en vastgezet. Aan de zijkanten van de hoefstal bevinden zich twee horizontale katrollen voor één of twee riemen die onder de buik van het dier worden doorgevoerd. Door middel van een klauwijzer die in de rollen wordt gestoken, worden de katrollen opgerold, waardoor de riemen worden aangespannen en het dier immobiliseert. Het hangt van het karakter van een paard en de kundigheid van de hoefsmid af of gebruik gemaakt wordt van een hoefstal. Met de opkomst van tractoren en de mechanisatie in de landbouw werden trekpaarden minder gebruikelijk, wat leidde tot een afname van het beslaan van paarden en de geleidelijke verdwijning van travaljes uit het straatbeeld.

X




OUDE BEROEPEN: STEENKOLENHANDELAAR

Men gebruikte voor de haard in de huiskamer "echte" kolen, antraciet. Voor de keukenkachel voornamelijk eierkolen en briketten. De...