Twee boeren poseren met een jong en een iets ouder rund. De oorlogsomstandigheden, de talrijke opeisingen, het gebrek aan veevoeder, de vele noodslachtingen en de moeilijke werkomstandigheden voor de veekweekbonden brachten de veestapel een zware slag toe. Het veebestand was in 1919 spectaculair gedaald ten opzichte van 1913. Recent onderzoek wees uit dat het totaal aantal paarden, varkens en runderen daalde met meer dan 50%. De rundveestapel kende een daling van ongeveer 35% terwijl het paardenbestand met 40% afnam. Vooral de varkensstapel was ernstig getroffen: in 1919 waren maar liefst 75% minder varkens in Belgiƫ dan voor de oorlog. Ook bij het kleinvee waren er talrijke verliezen. Het pluimvee, de geiten en de schapen verminderde drastisch in aantal. Er was bovendien niet alleen een kwantitatieve daling: het gewicht van het overblijvende vee was met de helft afgenomen. Door het verbod op slachten van kalveren en biggen bestond het veebestand hoofdzakelijk uit jonge dieren.
X
Geen opmerkingen:
Een reactie posten