Niet iedereen beschikte over voldoende eigen middelen om er een os of paard op na te kunnen houden. Dan werd de hond, de 'beste vriend van de mens', maar ter hulp geroepen en voor de kar gespannen. Op het zijbord van de bak bevond zich dikwijls een plankje, waarop de begeleider desnoods kon plaatsnemen. Justus Lipsius (1547-1606) beschrijft reeds de hondenkarren waarmee de leerbewerkers zich naar de markt begaven. De bakker, schrijnwerker, melkboer enz. vervoerden er hun producten mee. Een karhond kon veertig tot zestig kilometer per dag afleggen en een last van tussen de 50 en 150 kilogram trekken.
X
Geen opmerkingen:
Een reactie posten