In gebieden waar grondwater door bijvoorbeeld het zoutgehalte onbruikbaar was, werd regenwater als drinkwater gebruikt voordat waterleiding waren aangelegd. Dat was in de lage landen in schaars bevolkte gebieden nog tot ca. 1950 het geval. De putten waarin het water verzameld werd, hadden meestal een capaciteit van 300-500 emmers. In tijden dat het regenwater als drinkwater gebruikt werd, werd het vaak, voor het in de put kwam, gefilterd met behulp van turf of cokes. Ook kwam het wel voor dat in de put enige zeelten (zoetwatervis) werden gehouden die hielpen het water schoon te houden. Water putten gebeurde eeuwenlang met behulp van een putketel of aker, een kleine emmer. Ook benutte men vaak een waterpomp met een zwengel die het water maximaal vijf meter verticaal kon verplaatsen.
X
Geen opmerkingen:
Een reactie posten