Vroeger stonden bij iedere boerderij wel een paar soorten vruchtenbomen: appels, peren, kersen, pruimen, kweepeer, moerbeien en de mispels. De plek die deze boerenboomgaardjes innamen, varieerde. Dit was afhankelijk van het nut: voor eigen gebruik of als appeltje voor de dorst door de opbrengst te verkopen aan een fruitveiling. De opbrengsten uit de boomgaard vormden een belangrijke aanvulling op de inkomsten van de boerderij.
X
Geen opmerkingen:
Een reactie posten