De boerin verzorgde niet alleen haar vee, zij zorgde ook voor de moestuin, die in de directe omgeving van de boerderij lag. Het onderhouden van de moestuin en het oogsten van de gewassen vergde veel tijd en aandacht. De opbrengst was bestemd voor eigen gebruik. In rechthoekige bedden verbouwde de boerin groenten zoals wortelen, rode bieten, koolsoorten, sperzie- en snijbonen, sla, spruiten, prei en uien. Voor aardappels was meestal een groter stuk grond gereserveerd. Aan de rand van de groentebedden stond veelal klein fruit, zoals rabarber, frambozen en bessen.
X
Geen opmerkingen:
Een reactie posten