Vlaamse en Waalse plattelandsvrouwen droegen zelden een kleed uit één stuk, maar wel een rok, een of meerdere onderrokken en een blouse, een jasje of jak. Over hun ondergoed weten we weinig, het bestond wellicht uit een combinatie van een onderlijfje met een korset of een verstevigd lijfje. Een schort hield hun rok proper. Om zich warm te houden droegen ze een kapmantel of een omslagdoek. Hun hoofd bedekten ze bijna altijd, met een eenvoudige werkmuts, of – meestal enkel op zondag – een streekmuts.
X
Geen opmerkingen:
Een reactie posten