Menig varkenshouder zal dit plaatje uit 1954 met genoegen bekijken. Een hele rij flinke varkens aan de trog, er is weinig mooiers dan dat. Achter op de foto staat dat het om ‘varkens’ gaat, maar niet of het fokdieren betreft of vleesvarkens. De staarten zitten er nog aan, dat kan duiden op fokdieren, maar zeker is het niet omdat ook vleesvarkens destijds nog vaak staarten hadden. Staartcouperen werd ergens halverwege de jaren vijftig gebruikelijk maar nog niet iedereen deed het.
Yorkshire-varkens
Duidelijk is wel dat het om Yorkshire-varkens gaat, een type varken met staande oren dat snel opmars maakte omdat het een ‘best slagersvarken’ was met een ‘courante strook spek op de rug’. Dat ging uitstekend met een rantsoen op basis van ondermelk, graanmeel, aardappelen en wei. De voederconversie lag rond de 4 en dat kwam niet alleen door slordig voeren maar ook door beroerde huisvesting. Die liet vaak te wensen over.
Rugspek verdiende voortdurend aandacht
Los daarvan verdiende het rugspek ook de voortdurende aandacht van de fokkers. Die hadden de neiging om veel lengte in het ras te fokken wat ten koste ging van het zo gewenste dikke rugspek. Het gemiddelde vleespercentage lag in die tijd rond 53%. Ter vergelijking: tegenwoordig zit het rond 59%. Varkens zijn anno nu magerder dan vroeger, de consument wilde geen vet vlees meer. Inmiddels is die trend aan het omdraaien en mogen varkens weer wat meer spek op de rug hebben.
X
Geen opmerkingen:
Een reactie posten