HET KONIKPAARD

Deze oerpaarden zijn prima geschikt om de vegetatie kort te houden, ze vertonen een ander graasgedrag dan runderen. Paarden bijten de vegetatie kort tegen de grond af, terwijl koeien iets langer gras nodig hebben om er met hun tong bij te kunnen.  Konikpaarden worden ingezet in het natuurbeheer om open landschappen met veel structuur te creëren. De paarden houden graslanden kort, maken paadjes door ruigtes en kunnen ook open zandplekken creëren door te rollen. Netjes als ze zijn, doen ze hun behoefte altijd op dezelfde plaatsen waardoor er latrines ontstaan. Zulke voedselrijkere stukjes zijn dan weer prima voor insecten. Het konikpaard stamt rechtstreeks af van de laatste wilde paarden van Europa, die nog voorkomen in het oerbos van Białowieza tussen Polen en Wit-Rusland. Het konikpaard is zeer zelfredzaam. Het kan perfect zelfstandig overleven in de natuur, ook in extreme weersomstandigheden. De veulentjes worden zonder menselijke assistentie in het midden van de natuur geboren.