Dit was meestal een plek ergens verstoken achter de woning, ofwel een daarvoor speciaal aangelegde kelder met kolengat. Een afgeschuinde opening gaf in dat geval uit op de kleine stockeerplaats van de woning. Het vergde enige behendigheid van de kolenboer om de zak met een kleine draai en met de opening naar beneden in het kolengat te kieperen. In tegenstelling tot de postbode of melkboer werd de kolenboer meestal niet in de woonkamer uitgenodigd voor een borrel, een tas koffie of een pintje. In het beste geval mocht hij in de achterbouw of buiten op de bank even uitrusten. Kolenboeren hadden bij kinderen een reputatie als boeman. Zijn zwarte verschijning en de dreiging van mama of papa dat de kolenboer hen zou meenemen naar de één of andere donkere kolenbunker, waren daar niet vreemd aan. De meeste kolenhandelaars waren eenmansbedrijven, dikwijls hardwerkende arbeiders die de stiel hadden gekozen om vrij en onafhankelijk te kunnen werken. Tot in de jaren '30 werden huishoudkolen enkel geleverd met paard en kar. Vanaf dan deed langzaam de vrachtwagen zijn intrede. Tijdens het Interbellum en ook even na de tweede wereldoorlog telde Limburg honderden kolenhandelaars. Maar eind jaren vijftig en begin jaren zestig begonnen grotere bedrijven greep te krijgen op de distributiemarkt van huishoudkolen. Langzaamaan werden de kleinhandelaars weggedrumd.
X
Geen opmerkingen:
Een reactie posten