De uitdrukking “dat is een kanarie in de kolenmijn” wordt vooral gebruikt als aanduiding voor een vroegtijdig alarmsignaal dat waarschuwt voor groot gevaar. De zegswijze gaat terug in de tijd dat mijnwerkers letterlijk een kanarie in een kooitje meenamen als ze zich ondergronds begaven. De kleine vogeltjes zijn veel gevoeliger voor giftige gassen dan mensen. Stierf het vogeltje dan kon dat er dus op wijzen dat er zich ergens een lek bevond.
De kanaries redden op deze manier soms het leven van mijnwerkers. Doordat ze het leven gaven werden de mijnwerkers immers gewaarschuwd en hadden zij nog tijd genoeg om zich uit de voeten te maken en onderzoek te laten doen naar een eventueel lek. Handig, want het gevaarlijke koolmonoxidegas (CO), destijds ook wel kolengas genoemd omdat het gas in mijnen geregeld voorkomt, is kleur- en reukloos waardoor het met de menselijke zintuigen lastig op te sporen is. De kanarie fungeerde dus eigenlijk als een soort CO-meter.
Na verloop van tijd werd de kanarie in de kolenmijn een ‘gevleugelde’ uitdrukking met als betekenis (indicatie voor) ‘gevaar’ of ‘alarm’. Ook in het Engels is de uitdrukking bekend: the canary in the coal mine. De bekende Engelse rockband The Police bracht in 1980 zelfs een nummer uit met die titel.
In het verleden zijn ook wel andere dieren ingezet om schadelijke gassen mee op te sporen. In plaats van kanaries namen mijnwerkers bijvoorbeeld ook wel eens muizen mee naar beneden. Later werden deze methodes vervangen door benzinelampen. Aan de hoogte van het vlammetje van de lamp kon men zien hoeveel percentage mijngas er ongeveer aanwezig was.
Percentage gas
Zolang het gas niet meer dan een procent van de totale hoeveelheid lucht vormde, bestond er geen gevaar. Brandbaar werd het gasluchtmengsel als het percentage gas steeg. Als het percentage boven de vijf kwam was er sprake van zeer explosief. Als het percentage gas meer dan veertien procent bedroeg daalde het ontploffingsgevaar. Dan was er namelijk niet genoeg zuurstof meer aanwezig om te kunnen ademen. Een ontploffing van het mengsel van gas en lucht kon worden veroorzaakt door een klein vonkje. De kracht van een mijngasexplosie was allesvernietigend. Door de enorme luchtdruk werden stempels en stutten gebroken, met instortingen als gevolg. De explosieve vlam gierde razendsnel door de nauwe gangen en verzwolg iedereen die geen veilig heenkomen kon vinden. Vluchten werd bemoeilijkt door opdwarrelend kolenstof, dat alle zich ontnam. Bovendien kon ook het stof veranderen in een explosief mengsel. Wie ontsnapte aan de vuurzee, kon alsnog gedood worden door de giftige dampen, die bij de brand vrijkwamen. De mijn werd een ondergrondse hel, waarbij de kans op overleven nihil was.
Zolang het gas niet meer dan een procent van de totale hoeveelheid lucht vormde, bestond er geen gevaar. Brandbaar werd het gasluchtmengsel als het percentage gas steeg. Als het percentage boven de vijf kwam was er sprake van zeer explosief. Als het percentage gas meer dan veertien procent bedroeg daalde het ontploffingsgevaar. Dan was er namelijk niet genoeg zuurstof meer aanwezig om te kunnen ademen. Een ontploffing van het mengsel van gas en lucht kon worden veroorzaakt door een klein vonkje. De kracht van een mijngasexplosie was allesvernietigend. Door de enorme luchtdruk werden stempels en stutten gebroken, met instortingen als gevolg. De explosieve vlam gierde razendsnel door de nauwe gangen en verzwolg iedereen die geen veilig heenkomen kon vinden. Vluchten werd bemoeilijkt door opdwarrelend kolenstof, dat alle zich ontnam. Bovendien kon ook het stof veranderen in een explosief mengsel. Wie ontsnapte aan de vuurzee, kon alsnog gedood worden door de giftige dampen, die bij de brand vrijkwamen. De mijn werd een ondergrondse hel, waarbij de kans op overleven nihil was.
Stofgrendels
Ter voorkoming van verspreiding van een mijngasexplosie legde men stofgrendels aan. Dit waren op rollen gelegde planken met daarop grote hoeveelheden steenstof, die aan het dak van de galerij bevestigd waren. Bij de minste schok vielen de planken met donderend geraas naar beneden. De wolk steenstof die daarbij vrijkwam, vormde een gordijn dat de toeschietende vlam doofde.
Ter voorkoming van verspreiding van een mijngasexplosie legde men stofgrendels aan. Dit waren op rollen gelegde planken met daarop grote hoeveelheden steenstof, die aan het dak van de galerij bevestigd waren. Bij de minste schok vielen de planken met donderend geraas naar beneden. De wolk steenstof die daarbij vrijkwam, vormde een gordijn dat de toeschietende vlam doofde.
X
Geen opmerkingen:
Een reactie posten