Zoeken in deze blog

maandag 25 juli 2022

HEKSENPROCESSEN TE BOORSEM

 

HEKSENPROCESSEN TE BOORSEM.
(een artikel uit begin jaren '80)
De grote heksenvervolgingen dateren uit de 16de en 17de eeuw.
Na de reformatie en tijdens de contrareformatie waren ze een
algemeen verschijnsel in gans Europa. Lichtgelovige en vooral
bijgelovige mensen, zowat uit alle standen van de maatschappij,
verkeerden in de overtuiging dat vooral vrouwen in dienst van de duivel stonden. Deze heksen, van toverij bedacht, zouden dan intieme betrekkingen met de duivel onderhouden. Zij verkregen dan van de duivel om op mensen en dieren "de kwade hand" te leggen. Duizenden zijn hiervoor in alle landen van Europa veroordeeld en op de brandstapel terechtgekomen. Tengevolge van de geloofsverzwakking tijdens de reformatie wilden de rechtbanken de strijd tegen "toverij" aanbinden om de oude waarden te kunnen handhaven. In feite mogen we deze tijd
als een van de zwartste bladzijden uit de rechtspraak en de
godsdienst noemen. De verantwoordelijken konden al te gemakkelijk de volksmens onderdrukken. Elk vernieuwingsidee
werd als verkeerd bestempeld.
Bijgeloof en allerhande vadsige praktijken hebben altijd bestaan. Ook nu kan men ze in onze maatschappij nog steeds aanwijzen.
Het geloof in spoken en heksen wordt nu nog zeer levendig gehouden in allerlei sprookjes. Dat kwakzalverij, hekserij en
toverij in verband gebracht werden met het geloof of beter met de duivel, moet begrepen worden in de tijdsgeest van het humanisme. Dat simpele mensen echter hiervoor vervolgd werden en op de brandstapel terechtkwamen, kan dan ook alleen gezien worden in zijn tijdskader. Daar de geneeskunde nog niet diep genoeg ontwikkeld was,
nog maar te zwijgen van psychologie of psychiatrie, verklaart ten dele dat hysterie en uitingen van debiliteit als bezeten door de duivel aanschouwd werden.
Onverklaarbare ziekten, ook dieren werden in verband gebracht met hekserij. Daar moest dan iemand aan schuldig zijn. Ook in onze streken greep de kwaal van de heksenprocessen al vlug om zich heen. Sommige landheren maakten zelfs erezaken van zulke processen. We gaan niet de verschillende processen uitrafelen, we geven enkel een algemeen verloop van zulk een proces.Om iemand voor de rechtbank te dagen was eerst een aanklacht nodig. Een vage en onbenullige aanklacht bij de rechtbank, al was het maar van horen zeggen, was voldoende om een aanhoudingsbevel uit te vaardigen. De beklaagde werd dan in afwachting van het proces in het gevang opgesloten.
Soms werden de beklaagden geketend opgesloten, uit vrees
dat de duivel de beklaagde zou verlossen. Men noemde dat
"iemand in ijzer en staal opsluiten". De enorme lijdensweg kon
dan pas beginnen. Voordat het proces een aanvang kon
nemen, werd een bode uitgestuurd om de volksmening te
peilen. Volledig tegen de mening van het volk iemand schuldig
bevinden, zou wat al te gortig zijn. Ook werden getuigen
gedagvaard en ondervraagd. Meestal zullen en durven deze mensen weinig lasterlijke daden aan het licht brengen uit schrik
om zelf bij het schandaal betrokken te worden. Soms startte een proces dan ook met een onbenullige uitspraak als aanleiding, die ver in het verleden van de beklaagde gevonden was.
Nadien werd de beklaagde in het gevang ondervraagd. De
momber stelde als afgevaardigde van de landheer een aantal vragen. De antwoorden werden door een secretaris nauwkeurig opgeschreven. Dit eerste verhoor was nodig om van de landheer de toelating tot tortuur (foltering) te verkrijgen. Vastgebonden op een ladder en onder druk van allerlei pijnmiddelen (duimschroef, dwangbuis) moest de beklaagde haar bekentenissen opnieuw bevestigen. Meestal weerstonden
de personen de tortuur niet en werden allerlei bezwarende
verklaringen, soms doorspekt met de meest
onwaarschijnlijke details afgelegd en genoteerd. Zo waren er
meermaals vragen wat er zich op de dansplaats met de duivel
afgespeeld had, welke andere personen erbij betrokken waren,
al wie "verklikt" werd mocht zich aan een proces verwachten.
Vrij van folteringen moest de beklaagde dan alle bekentenissen, onder tortuur afgelegd, voor waar en echt bevestigen. verklaarde de beklaagde deze als echt en bekende ze haar medeplichtigheid aan de duivel, of aan toverij, dan
was het proces afgelopen en kon de strafmaat bepaald
worden. sommige beklaagden, met een sterke persoonlijkheid,
trokken de beschuldigingen dan terug in, welwetende dat zij
dan "ter scherper examinatie" een nieuwe foltering moesten doorstaan. Dit was gewoonlijk "koud en warm". Met een voet in koud water en met de andere in bijna kokend water werd de
beklaagde op een ladder vastgebonden en nat gemaakt.
Terwijl de momber allerlei vragen stelde, werd op het
hangende lijf geduwd, gerold, getrokken...Nadien maakte de
momber de bekentenissen over aan de drossaard, die deze aan de rechtbank voorlegde en de straf bepaalde. Werd de
beklaagde ter dood veroordeeld, dan werd de gevangene
aan de scherprechter overgeleverd. Deze bond de beklaagde aan een paal, wurgde hem of haar, waarna het lichaam verbrand werd. Het vonnis werd steeds aan de landheer voorgelegd, die de datum van executie bepaalde. Vooraf
mocht een priester haar nog de biecht horen, om een verzoening met god te verkrijgen. Met een wagen werd de beklaagde naar de plaats "waar men gewoon is criminele
justitie te doen", overgebracht.
Uit de geschreven resten van de processen kan men
afleiden dat in elk proces ongeveer volgende vragen aan
bod kwamen:
- Hoe, waar en wanneer zijt gij voor het eerst met de boze
vijand in contact gekomen ? hoe heet uw duivel ? naar de
mening van het volk had iedere tovenares haar eigen duivel.
- Hebt gij god afgezworen en heiligschennis bedreven ?
- Hoe dikwijls zijt gij naar de dans geweest ? waar en wanneer
had die plaats ? kwam de duivel u halen ? wat gebeurde er
op de dans ? hoe dikwijls boeleerde gij met de duivel ?
(intieme betrekkingen hebben).
- Welke andere toveressen hebt gij daar ontmoet ? waar
wonen ze ? hebt ge ook mensen en dieren betoverd ?
- Wie hebt ge betoverd ? hoe deed men dat ?
De afgelegde bekentenissen of testamenten werden op losse
bladeren opgetekend. In de gewone procesboeken staan
geen heksenprocessen, behalve één uit 1601. Het verschrikkelijke wapen van de tortuur deed de beklaagden
allerlei verklaringen afleggen, zoals de momber dat wenste.
Daar sommigen een korte pijn boven een lange marteling
verkozen, gaven ze al vlug toe wat de momber hen had
willen laten zeggen. Vandaar dat in vele processen ook de
antwoorden gelijkluidend zijn. Voor de nieuwsgierige momber
werden tal van schunnige bijzonderheden verteld over de
omgang van de duivel. De praatjes onder het volk moesten
ongeveer stroken met de afgelegde bekentenissen. Hier
volgen een aantal verklaringen, die regelmatig terugkeerden:
- De duivel biedt steeds geld aan aan de heks, deze weigert
dit, doch de duivel stort het dan in haar schoot. De duivel
vertrekt en het geld verandert in "paardestront".
- De duivel krabde de heks op het voorhoofd.
Dit duivelsteken was een bewijs van "bezeten zijn" van de
duivel.
- Zij moesten God en de sacramenten afwijzen. Zij mochten
geen eucharistievieringen bijwonen, anders zou de duivel hen
verlaten. Toch gingen ze steeds naar de kerk, omdat
verzuimen van de zondagsplicht een tijdlang beboet kon
worden.
- Het dansen met de duivel had plaats op de
quatertemperdagen. De duivel kwam dan de heks wekken.
Zij kleedde zich aan en plaatste een bezemstok achter het
bed, zodat de mannen in huis niet te vroeg zouden ontwaken.
De duivel vatte de heks om het lijf, zette haar op zijn paard
en vloog door de schoorsteen naar een afgelegen om de
sabbath te vieren.
- Op de danspartijen werden de toveressen begeleid door
speelmannen, die op een paardehoef of paardekop zaten.
De duivel was steeds zwart of askleurig. Hij droeg pluimen
op een hoed.
- Na de dans kregen ze een eetmaal aangeboden. Soms
aten ze een kalf, bijvoorbeeld op goede vrijdag. Soms
bleef het bij boter, kaas en vlees. Zelden was er brood op
tafel, alle etentjes waren zoutloos.
- Na de maaltijd boeleerde de duivel met de heksen.
- In het gewone leven teruggekeerd konden ze andere mensen
of zelfs dieren betoveren of de kwade hand opleggen. Dit kon
gebeuren door aanraking, door te blazen of te strelen, door
kruiden in het voedsel te vermengen, door vervloeking...
De gekende heksenprocessen vinden allen plaats tussen
1581 en 1614. Een aantal stukken, waaronder de bekentenissen en de vonnissen ontbreken. Zeker is dat minstens vijf heksen uit het graafschap Rekem de doodstraf gekregen hebben. In 1614 zou er plots een einde gekomen
zijn aan de heksenprocessen, nadat een proces tegen Trien
Heris veel opspraak en tweedracht zou verwekt hebben. Een
andere reden kan de enorme tijdsduur van zulk een proces
geweest zijn. Uiteindelijk was er ook niets aan verdiend. De veroordeelden waren meestal zeer arme lieden, de kosten van proces werden vooral opgeslokt door de momber en de gerechtsbode, die de tortuur voor zijn rekening nam. Alzo bleef er voor de drossaard en de schepenen zo goed als niets over.
Deze personen zullen zich verzet hebben tegen verdere aanklachten, zodat dit droevig tijdperk weldra een einde kende.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

DE TIJD VAN TOEN: VLAAMS MELKMEISJE 1909

X