Dit strohutje werd naar alle waarschijnlijkheid in 1834 gebouwd. Een duidelijke inkerving in een van de balken boven de deur geeft dit jaartal weer.
Het echtpaar Smits-Van Coosen woonde er van 1881 tot 1901. Johanna werd in de volksmond de 'Koos' genoemd, dit verklaart de naam van het huisje (het Kozenhuiske). Het huisje bestond uit een kleine leefruimte met een aangebouwd stalletje. Buiten stond een waterput met een ophaalarm. Johanna en Mathijs woonden er paradijselijk, gezien de mooie en schilderachtige omgeving, maar ook armoedig. Ze hadden twee geiten en enkele kippen in het kleine stalletje. In de winter vlochten ze manden en korven die ze in de zomer op het marktplein verkochten. De vroegere naam van de straat 'Verloren Kostweg' verklaart dat er de gronden totaal ongeschikt waren voor landbouw. De magere opbrengst van de verpachting werd aan de armenzorg besteed. Hun beroep was ook geen voorwerp van jaloezie, want Mathijs en Johanna leefden hoofdzakelijk van lijkaflegging. Als begrafenisondernemers 'avant la lettre' stonden ze in voor het klaarmaken van het lijk voor de begrafenis. Ook het vervoer van de overledene per kar en het voorbidden was hun taak. Na de afloop van de lijkdienst baden ze nog een rozenhoedje voor in een van de herbergen. Daar kwamen immers de familieleden van de overledene bijeen om het 'lijkbier' te drinken: eerst bidden en dan een biertje of een 'drèpke jenèver' drinken.
Mathijs Smits als mandenvlechter.
Artikel uit 1993
In 1901 werd het Kozenhuisje echter onbewoonbaar verklaard. Toch werd het hutje nog bewoond van 1917 tot 1926 door de familie Seynaeve. Het Kozenhuisje kende een dramatisch einde. In de nacht van 3 op 4 januari 1993 brandde het huisje volledig af. Waarschijnlijk lag brandstichting ervan aan de basis. Het jaar voordien (in de maand juni '92) voerden cursisten van het Europees centrum voor Conservatie, Restauratie en Renovatie (ECCRR) nog restauratiewerken uit aan de gevels en de bakstenen schoorsteen, brachten een houtwormwerend product aan en metsten de bijhorende waterput op. Op datzelfde moment diende het O.C.M.W. (tevergeefs) een aanvraag tot volledige restauratie in bij de Koning Boudewijnstichting. Een stukje Genkse geschiedenis werd door het vuur uitgewist.
X
Geen opmerkingen:
Een reactie posten