Zoeken in deze blog

zondag 20 april 2025

DE TIJD VAN TOEN: OOGSTTIJD

De man maait de halmen, de vrouw raapt de korenaren op en bind deze met in elkaar gedraaide aren tot een schoof (ook wel garf of garve).

De opsteker die schoof voor schoof rogge aan de gaffel prikt  en op de wagen gooit naar de lader. (1905)

Een vrouw staat bovenop de hoogkar. Zij werpt de schoven naar de man die de stromijt oftewel stroschelf buiten bij de boerderij maakt. De steun om de kar stabiel te houden is zichtbaar. (1917)

 Op deze foto ziet men het hanteren van de dorsvlegel. (1906)

Zowel mand als machine zijn te zien op deze foto. Na het uitzeven van ongewenste elementen, was het graan klaar om gemalen te worden. (1917)

Na het ploegen en zaaien in de lente is augustus (hiervan is het woord ‘oogsten’ afgeleid) voor boeren de maand om het koren te maaien en binnen te halen. Het graan op de akker moet voor de oogst voldoende rijp en droog zijn. De juiste oogstperiode is maar kort, dus moet er snel en efficiënt gewerkt worden. Tegenwoordig heeft men daarvoor de beschikking over een arsenaal aan machines, vroeger was hier veel werkvolk voor nodig. De mannen maaiden de halmen met gestrekte rechterarm met een sikkel of zicht. Men begon vaak pas in de middag, omdat de dauw uit het koren helemaal verdampt moest zijn. In zijn andere hand had de boer een pikhaak om de aren rechtop te houden en in hopen op het veld te leggen. De vrouwen en meisjes raapten deze korenaren achter de maaier op en bonden deze met in elkaar gedraaide aren tot een schoof (ook wel garf of garve). Meerdere schoven zetten zij rechtop tegen elkaar in een hok te drogen. Per streek of soms per dorp kon de vorm van deze hokken verschillen. De gerijpte en gedroogde korenschoven werden met een hoogkar van het land gehaald. Vroeger werd rogge veel verbouwd voor het bakken van brood. Na de oogst was de akker veranderd in een stoppelveld. Voor het land echter weer werd omgeploegd, kwamen de arenlezers – meestal vrouwen en kinderen – om de overgebleven aren te verzamelen. Was de oogst eenmaal van het veld, dan moest het koren nog worden verkregen. Dorsen was een eerste bewerking van het graan. Meestal vond het volledig uitdorsen van de aren in de winter plaats. Als een boer al zaaigoed nodig had of de voedselvoorraad uitgeput was, werd er direct na de oogst gedorst. Dit wordt ook wel voordorsen genoemd. Vervolgens moest het kaf van het koren gescheiden worden. Het lichtere kaf moest met behulp van de wind of een luchtstroom afgezonderd worden van de graankorrels. Dit gebeurde met de wan of wanmolen. Zowel mand als machine zijn te zien op onderstaande prentbriefkaart. Na het uitzeven van ongewenste elementen, was het graan klaar om gemalen te worden.

WAN: Een wan is een platte, gevlochten mand, waarmee na het dorsen het graan omhoog gegooid wordt waarbij de wind de gelegenheid krijgt het lichte kaf weg te blazen om zo enkel de zware graankorrels over te houden in de wan. Deze bewerking heet wannen. Het wannen met een wan is een van de oudste methoden voor het scheiden van de graankorrels van het kaf. Tegenwoordig wordt het machinaal in dezelfde werkgang als het oogsten gedaan met een maaidorser.
KORENAREN: Met koren wordt over het algemeen het graan bedoeld dat voor voedsel wordt verbouwd, meestal tarwe, rogge of gerst. Met de halm van het graan wordt de korenaar, met de bloeiwijze aren, aangeduid.

X








Geen opmerkingen:

Een reactie posten

GENK (TOEN GENCK) - TEKENING WANDELAARS

Een intrigerende tekening brengt ons terug naar Genk vermoedelijk ergens in de jaren zeventig van de negentiende eeuw, naar een wereld die a...