Zoeken in deze blog

zondag 31 maart 2024

DE TIJD VAN TOEN: EEN GROOT GEZIN 1959

Een gezin met negen kinderen aan tafel tijdens de broodmaaltijd.

X

DE TIJD VAN TOEN: OOGSTTIJD



De oogsttijd was een drukke, maar gezellige tijd. Het graan werd geoogst. En oogsten is altijd fijn. Na alle arbeid, het ploegen, zaaien, bewerken, bemesten en hopelijk genoeg regen, kon er geoogst worden. Met Palmpasen hadden we een palmtakje op het veld in de grond gestoken, dat zou zeker een goede invloed hebben. Was het niet op het graan, dan maar op onszelf.

Bij mooi weer ging mijn vader, nadat hij de zicht gehaard (korte zeis, scherp gemaakt) had, alvast “aanmaaien”. Dat was de hoeken van het land en één lengte ernaast maaien, zodat het paard met de maaimachine er langs kon. Toen ik, vlak na de oorlog, nog te klein was om dat zware werk mee te doen, we moesten trouwens naar school, moesten we wel na schooltijd “zeumeren”. Dat is de nog losliggende aren oprapen en er kleine “busseltjes”, bosjes, van maken om tussen de garven (schoven) te steken. Tijdens het aanmaaien bond mijn moeder of de knecht de garven. Een bosje stro er omheen en dat dan op een bepaalde manier knopen. Later kwam vader met het paard en de maaimachine. De meid zat dan op een stoel om het paard te sturen en mijn vader maakte de bussels op de machine en moest die dan ”afleggen”. Zo bleef er steeds een bussel achter die dan tot een garve werd gebonden.

Eerst mochten mijn oudere broer of zus het paard sturen en later, toen ik een jaar of 13 was mocht ik op de machine, om het paard met de leidsels te sturen. Dit was niet altijd zo gemakkelijk, het paard wilde wel eens te dicht naast de rogge lopen, om een hapje te pakken. Dat was niet goed met maaien, want dan kwam de machine met de messenbalk te dicht bij het graan. “Hey vort”, riep vader dan. Dan wist ik dat hij iets verder ervandaan moest blijven. Liep hij te ver van het graan, dan riep hij: “Hey nao! Dan wist ik dat hij iets dichter bij het graan moest lopen. Later kwam mijn jongere broer op die zetel en moest ik mee gaan binden. Best zwaar werk, vooral als het warm was.

Om twaalf uur, was het middageten en kwam moeder of de meid met een grote schotel met “bookeskook” en een grote kan koffie, dan gingen we lekker op het veld onder een  boom of struik zitten om te eten. Na het eten ging iedereen even op de rug liggen om een beetje te rusten. Als het paard zijn kopzak met haver leeg had en genoeg water had gedronken, konden we verder werken. Als de rogge gemaaid was, moesten alle garven in hoopjes van 6 of 8 gezet worden om verder te drogen.

Afhankelijk van het weer konden we dan na twee weken de mijt zetten. Met paard en wagen langs de rijen met hoopjes, ik moest vaak de garven “opsteken” en mijn broer de wagen laden. Met een hoog geladen wagen gingen we dan op de hoek van het veld de mijt zetten. Eerst takkenbossen er onder, voor het drogen van de onderlaag en dan in lagen de mijt zetten. Mijn vader deed dat in principe zelf. Dat was echt vakwerk. In de winter werd er dan gedorst.

Ook bij ons stond de tijd niet stil en we kregen rond 1952 een tractor en in 1955 ook een zelfbinder. Dat maakte het werk lichter en alles verliep sneller. Maar ook toen, met die eerste zelfbinders was het vaak moeilijk.

Het was een blije tijd… want het was oogsttijd.

X





DE TIJD VAN TOEN: OUDERWETS HAVER OOGSTEN (GEMERT IN NEDERLAND 2020)

Er vloeien straaltjes zweet over de gezichten van de vrijwilligers, terwijl ze het paard mennen dat de maaier door de rogge en de haver trekt. En ook als ze met de zicht en een pikhaak de haver maaien om het daarna te binden en op tijlen te zetten. Zo kan het gewas drogen alvorens het wordt gedorst in oktober. De oogstdag in Gemert trekt jaarlijks veel belangstellenden en vooral veel fotografen. Het levert dan ook mooie plaatjes op, dat harde werken in het gele gewas. Bezoekers halen herinneringen op en vertellen aan kinderen en kleinkinderen hoe handig ze zelf vroeger met de zicht het koren maaiden. Leo van de Sande uit Nuenen heeft zijn veel jongere buurman Peter opgetrommeld om als vrijwilliger te komen helpen vandaag. ,,Ik moet het binden nog leren”, aldus Peter. ,,Ik kan het niet zo snel als die oudjes hier”, zegt hij lachend. Van de Sande organiseert in Nuenen op het terrein bij windmolen De Roosdonck ook jaarlijks een soortgelijk festijn en is nu gevraagd om in Gemert te komen helpen.

Graag evenementen bezoeken

Thomas en Yannick zijn met hun ouders speciaal voor de oogst- dag naar Gemert gekomen. ,,We wonen in Helmond maar zijn dit jaar op vakantie in Aarle-Rixtel”, vertelt hun moeder. ,,Op onze vakanties in het buitenland bezoeken we ook graag evenementen en een bezoek aan dit museum stond al heel lang op onze planning.” Terwijl de jongens kijken naar het werk op het veld, vertelt hun vader over zijn jeugd in Wintelre. ,,Mijn opa maaide ook met zijn paard het koren op het veld en mijn vader maaide dan met de hand.” Thomas weet te vertellen dat de haver geoogst wordt om er later brood van te maken. Dat de korrels in de dorsmachine gescheiden worden van het kaf. ,,Net zoals in het spreekwoord”, aldus zijn vader. ,,Tegenwoordig kunnen ze maaien en dorsen tegelijk, met een machine, en gaat alles veel sneller en met veel minder lichamelijk werk.”

Vroeger veel in het veld gewerkt

Een bezoekster gaat heel handig met de gemaaide haver aan de slag. In no time heeft ze het gebonden. ,,Nou gelukkig, ik kan het nog steeds. Vroeger thuis moest ik vaak samen met mijn broers in het veld werken. We hebben er veel zweetdruppels gelaten. Vandaag hebben ze wel geluk met het weer.” Haar naam wil ze niet geven, maar ze wil wel vertellen dat ze nu samen met haar man op de boerderij woont waar ze samen vanaf hun trouwen hebben geboerd. ,,Mijn zoon heeft het bedrijf een aantal jaren geleden overgenomen en wij helpen allebei nog bijna dagelijks mee op de boerderij. Ik zorg meestal voor de kalveren.” Vrijwilliger Van Katwijk heeft nog een tip: ,,Na de oogst ploegen we het veld om en houden we de akker in de winter zwart. Schoffel dus je tuin ook voordat er onkruid in staat. Door het zwart te houden zaait het onkruid niet verder uit, dat maakt het werk een stuk lichter.”

DE TIJD VAN TOEN: SCHRIJFLES OP DE LAGERE SCHOOL 1957

Schrijfles op de lagere school: Drie kinderen staan schoonschrijven te oefenen op een gelinieerd schoolbord.

X

DE TIJD VAN TOEN: GROENTEBOER MET PADDESTOELEN (CANTHARELLEN) 1956

De groenteboer weegt midden in het bos de paddestoelen (cantharellen).

                                                      Paddestoelenoogst, cantharellen-pluk


Cantharel

De cantharel wordt ook wel hanenkam of dooierzwam genoemd. Het is een trechtervormige paddenstoel. De kleur varieert van oranjegeel tot grijs. Cantharellen waren lang alleen ‘wild’ te plukken. Ze komen nog steeds in het wild voor, maar ze worden tegenwoordig ook geteeld. De cantharel is heel populair in Frankrijk en heet daar ‘girolle’.

DE TIJD VAN TOEN: DE ZANGLES 1957

De kinderen luisteren geamuseerd naar de juffrouw die achter de piano zit.

X

DE TIJD VAN TOEN: GEZIN BIJ DE KOLENKACHEL 1954

Gezin bij de kolenkachel met daarop twee ketels. Moeder breit, vader leest boek, dochtertje en hond aan de voeten. Aan de muur reproductie van Rembrandts 'Jong meisje in het venster'.

X

DE TIJD VAN TOEN: RADIO EN PLATENDRAAIER


De radio bestond al van vóór WO I. Maar slechts in 1930 werd bij ons het Nationaal Instituut van de Radio-omroep (NIR) opgericht. Dat overheidsbedrijf kreeg het monopolie voor radio-uitzendingen. Er werd wel zendtijd gegeven aan de verschillende ideologische organisaties (politieke partijen en verenigingen). In 1934 waren er 600.000 geregistreerde toestellen in het land en in 1938 bijna het dubbel aantal. Radio’s waren grote, niet draagbare toestellen. De transistor, die de elektronenbuis (radiolamp) verving, maakte alles kleiner in de jaren 1950. In 1959 telde ons land 2,5 miljoen toestellen. De jaren 1950 kenden ook de doorbraak van de bandopnemer en de pick-up, waardoor de jongeren hun eigen muziek konden beluisteren wanneer ze dat maar wilden. Tegelijk deed de jukebox met 45-toerenplaten zijn intrede in het uitgaansleven.

X

vrijdag 29 maart 2024

DE TIJD VAN TOEN: DE STOOMTRAM (MOL, TOEN MOLL)

Deze foto is uit Mol (toen Moll)

De gewone treinen stopten aan alle vaste halten. Aan de halten op verzoek werd gestopt, wanneer er om verzocht werd. Het was de machinist ten strengste verboden voorbij een vaste halte te rijden zonder te stoppen. Uitzondering werd gemaakt voor de bijzondere treinen en goederentreinen waarvoor speciale dienstbevelen de stilstanden aanwezen. Het teken van vertrek - een langgerekte matige toon op de hoorn - werd gegeven door de treinoverste nadat hij er zich degelijk van vergewist had dat iedereen in- of uitgestapt was. De machinist herhaalde het gegeven sein met een enkele duidelijke toon op de hoorn of met een korte stoot met de stoomfluit. Bij het naderen van een "facultatieve" halte of halte op verzoek moest de machinist vertragen en eventueel zijn trein stoppen, wanneer reizigers teken deden om op te stappen. Dit teken werd overdag gegeven met een rode vlag en bij duisternis door een rode lantaarn. Tevens moest de machinist door tweemaal te fluiten of te bellen aan de treinoverste vragen of er reizigers moesten afstappen. Indien deze niet antwoordde moest hij de trein laten stoppen. Zo de treinoverste op de hoorn blies mocht hij doorrijden.
De vaste halten werden in de beginperiode aangeduid met een houten bord op een paal met de naam van de "statie" of alleen de melding "Treinstilstand - arrêt du train". Vanaf 1898 werden de halteborden vervangen door sierlijke gietijzeren borden. De halten op verzoek werden aangeduid met platen "wordt alleen stilgehouden op vertoon van de roode vlag - arrêt sur présentation du drapeau rouge". Zowel de vaste halten als de halten op verzoek waren doorgaans gelegen aan bekende afspanningen, hotels of herbergen, zodat menige uitbater van deze instelling al vlug een uithangbord plaatste met als benamingen "De tramstatie", "In de tramstatie", "In den tramhalt", "In de wachtzaal van den tram" enz.
De snelheid van de stoomtrams was beperkt tot 30 km/h buiten de bebouwde gedeelten en tot 10 km/h bij het doorrijden van steden, dorpen en gehuchten. De machinist moest eveneens zijn trein vertragen of zelfs geheel laten stoppen wanneer de baan belemmerd was en telkens als het naderen van de trein aanleiding kon geven tot ongevallen, bijvoorbeeld door het schrikken van paarden of andere dieren. Aan de in- en uitrit van bepaalde spoorbaangedeelten die niet toegankelijk waren voor het publiek stond een bord met de volgende tekst: "Verboden op den spoorweg te gaan - Défense de circuler sur la voie".
De begoede burgerij, die een eerste klasse-biljet kon betalen, zat vrij comfortabel op de met kussens beklede banken. Jan met de pet moest vrede nemen met houten banken in het tweede klasse-rijtuig.
De verlichting in de rijtuigen gebeurde met petroleumlampen. Tijdens de winter werden de rijtuigen verwarmd. Hiervoor waren er verschillende systemen. Het meest gebruikt werd de kleine zwarte kachel of "Het Duveltje", geplaatst in een hoek van het rijtuig. Tijdens de reis waren de treinoverste en de ontvangers belast met het onderhoud van deze kacheltjes. Zij moesten nazien of de kacheltjes goed bleven branden en of de warmte in de rijtuigen gematigd was. In de stations gaf de treinoverste de nodige bevelen aan het werkvolk, om vóór het vertrek van de treinen en tijdens de stilstand, de kacheltjes goed te onderhouden en na te kijken. Zij moesten vooral letten op het wegruimen van de asse, de afval van kolen of andere stoffen op en rond de kachel. Dit om alle brandgevaar te vermijden. 
Uit zuinigheidsoverwegingen werden tramlijnen veelal pal naast de weg aangelegd en wisselden nogal eens van wegkant; (ook) daarom werd er veel geclaxonneerd door de trams. Maar er waren ook delen die dwars door de velden gingen, tussen huizen door, om dorpen heen, door dorpen heen, via tramtunnels of een trambrug, over een smalle rand naast een ravijn, enz. Als er geen vrije baan aan de zijkant was lag het spoor meestal in het midden of aan één kant van de straat. Spookrijden tegen het autoverkeer in was dan ook héél gewoon. 

XX









dinsdag 26 maart 2024

CINEMA / VIDEO: DE TERUGTOCHT 1981 / DE AARDWOLF 1985


ROB VAN EYCK: Toen ik werkte aan De Terugtocht, stond er plots een legertje politieagenten voor mijn deur. Of ze mijn negatieven eens konden bekijken? In die film zaten fragmenten van een hanengevecht en dat was de politie ter ore gekomen. Zij dachten natuurlijk dat ik dat georganiseerd had. Niet, dus.'


ROB VAN EYCK: De film ‘De Aardwolf’ uit 1984 met Kurt Van Eeghem is jarenlang verbannen geweest. De film werd destijds in de ban geslagen omdat hij een link legde tussen destijds populaire motivatiecursussen en neonazisme. “De rechter beval me toen om scènes uit de film te knippen. Ik zei: over mijn lijk! Daarom mocht de film niet vertoond worden.”
In de film treden ook de jonge Scabs met Guy Swinnen op.

VIDEOTHEKEN MIDDEN JAREN '80






zondag 24 maart 2024

DE MIJN: TRANSPORT



VAN DE TROPEN NAAR DE VRIESKOU

In iedere Limburgse mijn werden beide schachten gebruikt voor zowel het transport van steenkolen en goederen als dat van personeel. Toch was, vooral tijdens de winterdagen, de luchtkerende schacht het meest geliefd bij de mijnwerkers die nog aan hun werkpost moesten beginnen.                                  Tijdens het dalen werd de vrieskou plotsklaps omgezet in een temperatuur van rond de dertig graden. Aangenaam, maar niet de gezondste weg vermits de mijnwerkers de aarde worden ingetrokken naar het meest vervuilde deel van het luchtcircuit. Erg vervelend was dat met het einde van de werkpost de omgekeerde weg afgelegd moest worden. Dikwijls nat en bezweet, komende van tropische temperaturen, plotsklaps terug de vrieskou in. Je zou van minder ziek worden. Vermits beide schachten op een andere verdieping uitmondden, was het organisatorisch niet altijd even gemakkelijk om een welbepaalde schacht enkel vrij te maken voor personeeltransport.

DE MIJN - DE MONORAIL

De afstand tussen schacht en werkplaats was soms zo groot dat extra vervoermiddelen moesten worden ingezet zoals deze monorail voor personeel. Een goedkoper hulpmiddel was een handlier waaraan de koolputters zich konden vasthouden als ze de steile galerij werden opgetrokken.

DE MIJN - KOLENHOUWER


Rechtstaan was in de meeste pijlers niet mogelijk. Deze man zit gehurkt in een pijler waarvan het dak ondersteund wordt met uitschuifbare stempels en ijzeren 'belen'. Deze kolenhouwer speelde zijn linkerpink kwijt. Het was ook niet altijd gebruikelijk dat ze tijdens hun werkpost aten. Vooral in de productieafdelingen werd de eetpauze meestal overgeslagen. Veel protest was daar niet tegen omdat kolenhouwers en steenhouwers aan stukloon werden betaald. Hoe meer vooruitgang, des te meer het loon. De boterhammetjes werden dan maar voor of na de werkpost opgegeten.

X

LANAKEN - PIETERSHEIM: DE EERSTE BOOR OP ZOEK NAAR KOLEN 1897


In deze gammele toren van de Firma Emile Flasse uit Namen ging in 1897 in Lanaken - Pietersheim voor het eerst een boor op zoek naar kolen in de Limburgse ondergrond. Zonder direct succes, maar de resultaten lieten wel uitschijnen dat men op de rand van een kolenbekken zat. Maar over de richting waarin men zou moeten zoeken waren de geologen het allerminst eens.

X

DE TIJD VAN TOEN: HET LEVEN VAN DE KEUTERBOER

Op de foto: De heidebewoners benutten de vochtige hei om turf te steken. Deze werd te drogen gezet en diende vervolgens als brandstof. Minstens zo belangrijk was de hei om in de stallen te worden vermengd met mest. Eeuwenlang was dit mengsel het enige middel om aan de vruchteloze grond een pover bestaan te ontfutselen. De komst van kunstmest was zeker zo ingrijpend voor de heideboeren als de komst van de koolmijnen.

De bevolking leefde in armzalige omstandigheden. Er waren keuterboeren (is een boer met een zodanig klein bedrijf dat hij zijn inkomsten moet aanvullen met loondienst) die de uitwerpselen van koeien en paarden gingen oprapen op straat. Zo probeerden ze hun klein stukje gepachte akker te bemesten want zonder bemesting was de oogst heel schraal. De mensen die grond pachtten, moesten bijna de helft van hun inkomen afgeven. Bovendien moesten ze voor de huurbaas allerlei karweien verrichten. Ze gingen bijvoorbeeld grachten of bossen schoonmaken. Door hun armoede hadden ze ook geen voer voor hun koe en hun varken. Alles wat eetbaar was, hadden ze broodnodig voor hun gezin. De dieren kregen soms niet meer dan wat aardappelschillen. Hierdoor werd het varken niet vet en gaf de koe maar heel weinig melk. Ze leefden in lemen hutjes en hoeves in vakwerk met de voor de Kempen typische langgevel.

X

BERINGEN - VOORPLEIN VAN DE MIJN 1963


Autobussen staan te wachten op het voorplein van de mijn. Gratis vervoer was één van de middelen om arbeiders na de tweede wereldoorlog naar de mijn te lokken. In 1963 toen deze foto werd genomen, was de toekomst al heel wat minder rooskleurig voor de mijnindustrie. Heel wat pendelaars kwamen ook met de trein. Rechts is de hoge schoorsteen te zien van het eerste ketelhuis. Op de voorgrond valt de wegwijzer naar het Casino op het Kioskplein op.

X



dinsdag 19 maart 2024

MAASMECHELEN: BLIJF JONG IN JULI 1969

X

VREUGER EEN NOG NIET VERGETEN DORPSFILOSOOF (GESCHREVEN IN 1996)




X

VREUGER: MECHELSE OSSEN NAAR GENK (GESCHREVEN IN 1996)

X

DE TIJD VAN TOEN: SCHIPPERSKINDEREN IN EEN TREKZEEL 1925

X

DE TIJD VAN TOEN: VLEESCH VOOR HONDEN EN KATTEN


X



DE TIJD VAN TOEN




VREUGER: DE WEKELIJKSE WASBEURT

Vóór WO II hadden de meeste huizen geen aparte badkamer of douche. ’s Morgens wasten de kinderen zich aan de gootsteen. Eenmaal per week, ’s zaterdags, werd een zinken waskuip gevuld met warm water. In de zomer zette moeder de badkuip buiten zodat het water door de zon opwarmde. De kinderen werden één na één gewassen in hetzelfde water.
Maar zoals men op deze foto kan zien toch wel een plezante belevenis voor de kinderen.

X

OUD WATERSCHEI

X


GENK (TOEN GENCK) - BOERDERIJ


X

 

DE FAZANT

Waar zit ik het liefst? Ik kom vaak in verschillende gebieden, maar mijn voorkeur gaat uit naar graslanden of akkers met een ruige berm. Ook...