Zoeken in deze blog

woensdag 10 januari 2024

VREUGER: OVER DE VELOCYPEDE


In de twintiger jaren maakte de velo (afkorting van "velocypéde", zoals auto afkorting is van "automobile") nogal opgang, alhoewel één velo moest voldoen aan de behoeften van het hele gezin. Mijn vader zei weleens dat in zijn tijd de velo beschouwd werd als een rente aan een huis, wat kort en goed wilde zeggen dat men een goed beslagen ingezetene moest zijn om zich zulk een ding te kunnen permitteren. Werd de velo iets te overbodig gebruikt, dan kreeg men weleens te horen: "hij zou wel met de velo naar de w.c. willen rijden.
Alle onderdelen van de velo hadden vroeger nog de benaming van hun Franse oorsprong. Als de velo een poetsbeurt kreeg, werden de janten met een oliedoek gekuist, de rayons moesten ook blinken en het chassis moest proper zijn. De moyeu, waarin zich het oliegaatje bevindt werd rein gehouden. Een lekke tube werd geplakt met colle of solutie en een plaatje caoutchouc, als er geen plasticinetje voorhanden was. Ook werd weleens met speeksel nagezien of de soupape niet lekte.
Werd met de velo teveel gehotst dan konden de rayons wel eens springen, waardoor de janten scheef getrokken werden en tegen de fouche schuifden. De frein kon in dat geval niet gebruikt worden tenzij men een frein-marche-arriére had. Was de velo voorzien van een pignon-fixe, dan was remmen op de pedalen ook mogelijk. De roue-libre kwam meer en meer in trek en zou later de pignon-fixe geheel vervangen. Waren de ressorts in het zadel gesprongen of de billes uit de pedalen verdwenen, dan was er alleen de velomaker die redding kon brengen. Kwamen er door de stijgende welvaart meer velos op de weg, dan moesten ook meer mensen het velorijden leren. Bij sommigen ging dat redelijk vlot, maar er waren ook beginnelingen, die, als ze ook konden rijden, niet meer stil kwamen. De enige mogelijkheid was dan maar de gracht in te rijden en zich daar stomweg te laten vallen. De fietsen waren destijds ook aan wettelijke voorschriften gebonden. Er moest een rem zijn. Door een hendel aan het stuur, werd een rubberen stampertje op de voorband gedrukt. Was het rubberstukje versleten, werd met een voet op het wiel gedrukt en dat hielp ook.
De uitvinding van de "Torpedo" of terugtraprem bracht destijds een hele revolutie teweeg.
's Avonds moest er een lichtbron aanwezig zijn op het stuur. Hiervoor waren er de carbuurlampen die, als ze goed geregeld waren en de lampspiegel proper was, een heldere lichtstroom naar buiten straalden. Toch was er vaak miserie aan verbonden, ofwel door een verstopte bek, ofwel door de carbuur. Er kwamen twee vlammetjes uit de bek. Was er een verstopping, werd met een stukje draad geprobeerd het verstopte gaatje open te krijgen. Zo gebeurde het dan dat door het ene gaatje een reuzevlam kwam die de hele lamp naar de bliksem kon helpen en door het andere gaatje een petieterig vlammetje dat niets waard was. De carbuur gaf ook wel eens miserie als er teveel water ineens was opgelopen. De lamp was dan verzopen en moest met verse carbuur gevuld worden. Wie 's avonds geen licht aan de fiets had, kocht ergens een lampionnetje met een stompje kaars. Dat was toch maar een sukkelachtige oplossing als, bij regen en wind, door de paadjes moest gereden worden die vol water stonden. Wie iets voor zijn velo overhad, onderhield hem netjes, verfde met lakverf de verroeste plekjes weg en plaatste hem dan op een staandertje in de beste kamer.
In die tijd werd er veel op de gemakkelijkste en goedkoopste manier gereisd en dat was "te voet". De afstand werd uitgedrukt in uren. Wie vroeg: "hoe ver is het tot Genk?" kreeg als antwoord: "twee uren." Toen mijn vader eens een koe ging afleveren aan de Kempische Poort in Hasselt en ik achterna moest lopen met een stok om de sukkel aan te porren, was dat vijf uur gaans. Vermits onderweg een paar keer werd halt gehoudenaan een herberg om iets te drinken, liep de tijd uit tot zeven of acht uur. Voor de terugweg ging het wat sneller, omdat het stuk vee er niet meer bij was.
De velo had al een hele omwenteling gebracht en kon gemakkelijk gebruikt worden voor gezinsvoertuig als in het bagagestoeltje op het voorwiel een kind werd gezet en moeder de vrouw op de tapjes van het achterwiel ging staan. Er werd dan wel niet zo vlug gereden als heden ten dage, omdat de versnelling met vaste pignon wel tien tot twaalf meter kon bedragen. Dit bracht wel mee dat bij de kleinste helling werd afgestapt om te voet de beklimming te doen, bij de afdaling werd de verloren tijd weer ruimschoots ingehaald.

X

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

OUDE BEROEPEN: KLOMPENMAKER 1960

X