(ARTIKEL UIT 2005)
Ten noordwesten van het Vlaamse Natuurreservaat de Mechelse Heide (Maasmechelen, Limburg) ligt een grote (ongeveer 270 hectaren) grindhoeve. Deze wordt de LBU-groeve genoemd, naar de (op haar eind lopende grindwinning door de Limburgse Berggrind Uitbating. Men plant in deze groeve een verdere exploitatie, meer bepaald van kwartszand (wit zand) voor onder andere glasproductie (door de firma Sibelco). Het gaat om een natte zandwinning, omdat ze (deels) onder het wateroppervlak gebeurt. De groeve ligt in het Nationaal Park Hoge Kempen. In het kader van dit MER (milieueffectenrapport) is een milieuvriendelijk herstructureringsplan voor de groeve gemaakt. Er zijn grondige inventarisaties uitgevoerd van vegetatie, avifauna, herpetofauna en 7 groepen ongewervelden (libellen, dagvlinders, sprinkhanen, lieveheersbeesten, spinnen, loopkevers en mieren). De 3 laatstgenoemde diergroepen zijn onderzocht middels bodemvallen: voor alle Rode Lijstsoorten is nagegaan of ze bekend zijn van de Mechelse Heide.
De meest bijzondere vegetaties waren struisgrasvegetaties en droge heide (dit laatste wel met veel storingssoorten zoals Akkerdistel, Gestreepte witbol en Kweek). De aanwezige Rode Lijstplantensoorten zijn Duizendknoopfonteinkruid, Kruipbrem, Dwergviltkruid en Bosdroogbloem. Andere vermeldenswaardige soorten zijn Stekelbrem, Echt duizendguldenkruid, Slofhak, Zandstruisgras, Holpijp en Waterpostelein.
Qua broedvogels zijn de hoge aantallen Graspieper (ongeveer 50 territoria) en Veldleeuwerik (ongeveer 100 territoria) zeer opmerkelijk in het vlakke grazige deel van de groeve. Aan de kale waterplassen is Kleine Plevier als echte pioniersoort present (2 territoria), terwijl natte ruigte 3 territoria Rietgors opleverde. De hellingen met verspreide boomopslag van de groeve zijn erg goed voor Roodborsttapuit.
Qua herpetofauna zijn Levendbarende hagedis en vooral Rugstreeppad de meest bijzondere soorten.
In het totaal zijn er 18 dagvlindersoorten in het studiegebied waargenomen, waarvan 3 Rode Lijstsoorten. Heivlinder en Kommavlinder komen slechts heel lokaal voor, op een zandige veldweg langs een ijle struisgrasvegetatie. Kleine parelmoervlinder is op 25 juli 2003 waargenomen op een stoppelveld aan de rand van de LBU-groeve. het dier legde eitjes af op Akkerviooltje. Zeer interessant is dat op 29 april 2004 opnieuw een Kleine parelmoervlinder is gezien, ditmaal in de groeve LBU, op een helling waar heel wat Akkerviooltjes staan (Jos Gorissen). Dit doet vermoeden dat de soort zich succesvol heeft voortgeplant.
Er zijn 14 sprinkhaansoorten waargenomen in de LBU-groeve. Van niet minder dan 6 Rode Lijstsoorten zijn populaties vastgesteld: Blauwvleugelsprinkhaan, Zanddoorntje, Snortikker, Wekkertje, Kustsprinkhaan en Boskrekel. Daarenboven is de Heidesabelsprinkhaan net buiten de groeve gezien.
Er zijn 20 libelsoorten genoteerd in de groeve, met als meest bijzondere Beekoeverlibel (enkel als zwerver), Tengere pantserjuffer, Bruine winterjuffer, Tengere grasjuffer en Zwervende heidelibel.
Er werden 9 soorten lieveheersbeestjes waargenomen, waarvan het vrij zeldzame Zwart lieveheersbeestje (exochomus nigromaculatus) en vooral Vierentwintigstippelig lieveheersbeestje (Subcoccinella vigintiquatworpunctata) de meest interessante zijn.
Er zijn 39 spinnensoorten vastgesteld, waarvan 15 opgenomen in de Vlaamse Rode Lijst. Opmerkelijk was de waarneming van een adult wijfje Veenmoswolfspin (Pardosa sphagnicola) in ongeschikt leefgebied, op ongeveer 2 kilometer van de dichtstbijzijnde bekende populatie (Breedven, Mechelse Heide). Eveneens interessant is de grote populatie Duinwolfspin (Pardosa monticola), op de 2 meest open (minst begroeide) locaties.
Er zijn 41 soorten loopkevers genoteerd, waarvan 13 Rode Lijstsoorten. De meest bijzondere zijn de bedreigde Calathus ambiguus en Carabus nitens. Van laatstgenoemde soort, een zeer bijzondere soort van natte heide, is één exemplaar gevangen (een wijfje). Het gaat vermoedelijk om een zwerver vanuit de Mechelse Heide. Heel bijzonder is de uitzonderlijk grote populatie Harpalus smaragdinus. Mogelijk heeft dit te maken met de zeer warme zomer van 2003.
Er zijn 10 soorten mieren vastgesteld, waarvan er 2 opgenomen zijn in de voorlopige Rode Lijst: de Zwartrugbosmier Formica pratensis en de Rode baardmier Formica rufibarbis. Slechts van 5 soorten zijn werksters aangetroffen. Van deze 5 soorten is dus een nest aanwezig in de omgeving van de bodemval. Van de 5 andere soorten zijn enkel mannetjes en/of wijfjes gevonden: deze zijn gevleugeld en kunnen dus overal in de omgeving van hun oorspronkelijke nest gevonden worden, ook in ongeschikte habitat. Hun aanwezigheid vertelt dus weinig over de geschiktheid van het gebied voor de soort.
De besluiten waren dat de droge en natte pioniervegetaties evenals moerassige zones erg waardevol zijn (veel Rode Lijstsoorten). Daarnaast is het hoge aantal bijzondere soorten ook toe te schrijven aan de nabijheid van de Mechelse Heide. Dit brongebied garandeert een snelle kolonisatie van de groeve nadat de herstructurering is afgelopen.
De resultaten van de inventarisatie zijn gebruikt om de effecten van toekomstige verdere ontginning van de groeve op de huidige fauna in te schatten. Evenzeer waren ze nuttig om een doelsoortenlijst op te stellen voor verschillende ecotopen die zullen aangelegd worden bij herstructurering van de groeve, tijdens en na de geplande ontginning. (Jorg Lambrechts)
X
Geen opmerkingen:
Een reactie posten