Zoeken in deze blog

zondag 19 oktober 2025

DE TIJD VAN TOEN: DE MOLENAAR - DE MAN DIE VAN DE WIND LEEFT




De molenaar of mulder gold in de dorpssamenleving meestal als een ijverig, hardwerkend man. Hij zorgde ervoor dat de granen werden vermalen en als voedsel voor mens en dier konden dienen. Zijn betekenis in de gemeenschap was groot en zijn werk werd bijzonder gewaardeerd. Er is een tijd geweest dat er vele duizenden molens waren, watermolens en industriemolens, waarvan de korenmolens het meest verspreid waren. De meeste dorpen van enige omvang hadden een eigen korenmolen en de boeren en bakkers kwamen daar regelmatig met zakken graan naar toe, om ze tussen de molenstenen te laten vermalen. Sommigen hebben romantische ideeën over de molenaar, de man die van de wind kon leven. Maar de mulder was zeer afhankelijk van het weer. Zonder wind kon hij niet draaien en had hij geen verdiensten. Het was voor hem moeilijk bij windstilte zijn ziel in lijdzaamheid te bezitten, vooral als er op de boerderijen volop gedorst werd en de koeien hun voer moesten hebben. Maar als er wel gemalen kon worden en de wieken lustig ronddraaiden, werkte de molenaar als een paard. Hele dagen en soms ook nachten was hij in touw. Zijn opdrachtgevers zaten hem vaak achter de vodden, ze wilden zo snel mogelijk geholpen worden. De taak van de molenaar was extra zwaar als de wind niet uit een vaste richting kwam, maar steeds draaide. Hij moest dan voortdurend zeil minderen en zeilen voorleggen en ook regelmatig kruien, dat wil zeggen de kap met wieken naar de wind zetten. In de winter waren de zeilen vaak bevroren en dan moest de molenaar soms in de snijdende kou de wieken opklauteren om ze los te maken of zelfs los te hakken. Als ze ontdooid waren konden ze later weer worden opgespannen. Ook het billen, het scherpen van de maalstenen door het uithakken van de groeven, kostte veel inspanning. Urenlang moest er gehakt worden, waarbij stukjes steen in het rond vlogen. Vaak drongen steensplinters onder de huid van de handen, die niet verwijderd werden, maar altijd bleven zitten. Het romantische beeld van de molenaar mag zeker wat gecorrigeerd worden, als men ook nog weet, dat hij voortdurend in een stoffige omgeving werkte en dat zijn gezondheid niet ten goede kwam. Maar toch hield de echte molenaar van zijn werk. Als de wieken suisden en de maalstenen zongen, was hij in zijn element.

X



Geen opmerkingen:

Een reactie posten