Zoeken in deze blog

zaterdag 29 april 2023

vrijdag 21 april 2023

DE MAASEIKENAAR 1982


http://www.demaaseikenaar.be/msk1982_1.pdf?fbclid=IwAR0VNrOAo9GYcY7UmNB1HSOu_X-nN3YyNLHEsuc3Hz63R0Csjo9_BPvJMMM

X

woensdag 19 april 2023

DE TREKHOND: DE SCHANDE ONZER NATIE (EEN NEDERLANDS ARTIKEL)



1932


Hond met muilkorf tijdens keuring in kader trekhondenwet.

De politie meet een trekhond op met behulp van een schofthoogtemeter voor de jaarlijkse keuring van trekhonden.

Karren getrokken door honden waren honderd jaar geleden een heel normaal straatbeeld. Om het vaak treurige lot van deze honden te verbeteren trad op 1 september 1911 de Trekhondenwet in werking. Het voorzichtige begin van een andere kijk op honden.

De eerste meldingen van hondenkarren stammen al vanaf het begin van de 17e eeuw. Ze worden pas echt veel gebruikt in de 19e en 20e eeuw. In allerlei beroepen waar een last te vervoeren is, zijn honden in gebruik: postbezorgers, marskramers, eierhandelaren, krantenbezorgers, melkboeren, noem maar op. Sommige honden schijnen zelfs trekschuiten getrokken te hebben. Als trekkracht waren honden vaak geschikter dan paarden. Hondenkarren waren klein en wendbaar, veel handiger in gebruik in smalle stadsstraten dan grote, brede paardenkarren. Honden waren daarnaast veel goedkoper in de aanschaf en het onderhoud. Waar paarden een stal en speciaal voer vereisten, namen honden al genoegen met een hondenhok als onderkomen en etensresten en slachtafval als maaltijd. Als het op trekhonden aankomt, is de term ‘hondenbaan’ wel heel erg toepasselijk. Uit opgegraven botresten én uit verslagen uit die tijd blijkt wat een afschuwelijk lot veel honden ondergingen. Denk aan uitgemergelde honden met afgesleten voetzolen die onvoorstelbare gewichten moesten voorttrekken, tot soms vele honderden kilo’s per hond. Na jarenlang afgebeuld te zijn waren de gewrichten versleten, waardoor iedere beweging veel pijn deed. Soms kwam de staart tussen de spaken van de wielen, waardoor de staart brak. De kwellingen waren niet alleen van lichamelijke aard, maar ook van geestelijke: veel honden waren vals geworden na jaren van mishandeling door de baas en pesterijen door straatjongens. Al vóór 1910 zijn er wel gemeentelijke verordeningen die regels geven voor het gebruik van trekhonden. Deze zijn er echter voornamelijk om burgers te beschermen tegen agressieve honden en ter verbetering van de verkeersveiligheid. Pas later wint de mening terrein dat de honden zelf ook bescherming nodig hebben tegen misbruik door hun bazen. In 1910 besluit de regering die mening formeel status van wet te geven: op 1 september 1911 treedt uiteindelijk de Trekhondenwet in werking. Houders van trekhonden zijn voortaan vergunningplichtig en moeten zich laten registreren. Het is verboden om honden in te zetten die kreupel, gewond, zichtbaar drachtig of nog niet volwassen zijn. Een drinkbak is verplicht en er gaan ook regels gelden voor het tuig waarmee de hond vastzit aan de kar. De borstriem, buikriem en draagriem moeten van bepaalde afmetingen en van bepaald materiaal zijn. En de trekhond moet voortaan verplicht een muilkorf dragen. Op het niet naleven van de wet staan boetes. In 1927 wordt de wet aangepast. Er komt nu een keuring van trekhonden. En het is de bedoeling dat inspecteurs naleving van de wet gaan controleren, want daar schort het nog al eens aan. Het bestaan van de wet betekent namelijk niet dat de ellende voor trekhonden nu voorbij is. In veel gemeenten weten de autoriteiten niet eens van het bestaan van de wet, laat staan dat de gewone man ermee bekend is. En als de wet wel bekend is, dan heeft men er vaak lak aan. Op het platteland maken regeltjes uit Den Haag weinig indruk, daar doen mensen de dingen zoals ze die altijd al gedaan hebben. De nieuwlichterij van zo’n wet leggen ze naast zich neer. Daarbij houden de inspecteurs amper toezicht op naleving van de wet. De inspecteurs zijn sowieso geen vakmensen. Meestal doet de plaatselijke politieagent of dierenarts het inspecteurschap er eventjes bij. Het gaat er dan nogal eens op z’n ouwe-jongens-krentenbrood aan toe. “Ach inspecteur, u gaat toch zeker niet moeilijk doen omdat de borstriem niet precies aan het vereiste aantal centimeters voldoet? Ik ben voor de kost helemaal afhankelijk van het behoud van mijn vergunning, daar houdt u toch zeker wel rekening mee?” De inspecteur wilde in veel gevallen de beroerdste niet zijn en kneep vaak wel een oogje dicht. Kortom, het handhaven van de wet had niet zo’n hoge prioriteit bij de autoriteiten. Dat de naleving niet helemaal verslofte, is voor een groot deel te danken aan de Anti-Trekhondenbond. Opgericht in 1912, later omgedoopt tot Bond tot Bescherming van Honden, stelt deze bond zich als doel het afschaffen van de trekhond. Veel arme mensen, die voor hun broodwinning hun trekhond echt niet kunnen missen, krijgen een bakfiets of een klein paard met wagen. Voorwaarde is wel dat ze de kar wegdoen, en de hond alleen nog maar als huisdier houden. De Bond doet in brochures – in de typisch sentimentele bewoordingen van die tijd en verduidelijkt met foto’s – verslag van de trekhonden-ellende: “De trekhond is de schande onzer natie (…).De botten steken aan alle kanten uit. De schurftplekken en gaten zijn goed te zien. Dit geheele beeld der ellende toont ons de schandelijke uitbuiting van den trekhond, in al zijn treurige werkelijkheid.” De hondenkar verdwijnt in de loop van de 20e eeuw steeds meer uit het straatbeeld. De opkomst van transportfietsen, bakfietsen, motorfietsen en de auto maakt het gebruik van honden als trekkracht overbodig. Bovendien groeit het maatschappelijk verzet dankzij het werk van de Anti-Trekhondenbond. Uiteindelijk wordt in 1962 het gebruik van de hond als trekkracht geheel verboden. Dan zijn er ook nog maar zo’n dertig á veertig trekhonden in het hele land over. Nederland was overigens erg laat met een verbod. In Frankrijk en Engeland was de hondenkar in de 19e eeuw al verboden, in Denemarken is het zelfs nooit toegestaan. Verrassing: hondenkarren zijn tegenwoordig nog steeds volop verkrijgbaar. Tik op een zoekmachine het woord maar eens in, en je krijgt legio websites waarop ze te koop worden aangeboden. Alleen is de vorm nu volkomen anders. Tegenwoordig is het een comfortabel karretje om achter een fiets te haken, waarin de hond plaats mag nemen. Zijn baasje rijdt hem of haar vervolgens rond, als een verwende westerse toerist in een riksja. Een treffende illustratie van de totaal veranderde manier waarop we vandaag de dag met honden omgaan.


VREUGER: DE HONDENKAR EN DE TREKHOND



Tot in de jaren twintig van de 20e eeuw kwam de hondenkar vrij algemeen in het straatbeeld voor. De trekkracht van de hond bleek de mens goed van dienst te kunnen zijn. Van schilderijen en uit allerlei andere bronnen is bekend dat al rond 1675 hondenkarren in het straatbeeld voorkwamen.
De definitieve doorbraak van de trekhond en de hondenkar dateert van omstreeks 1800. Het zou duren tot ± 1950 dat er met hondenkarren gewerkt werd.
Een van de redenen om dit dier in te zetten was dat de hond een goedkopere werkkracht was dan bijvoorbeeld het paard. Wie zich geen paardenkracht kon veroorloven gebruikte de energie van de hond als transportmiddel.
Allerlei lasten en vrachten werden per hondenkar vervoerd. De hondenkar was vooral populair bij bakkers, kleine boeren, eierhandelaren, expediteurs, rondtrekkende fotografen, groentenboeren, imkers, kaasventers, krantenbezorgers, kruideniers, looiers, marskramers, melkventers, petroleumventers, poeliers, postbezorgers, schoenlappers, slagers, visventers, verhuizers en allerlei andere kleine ambachtslieden.
Bekend is dat de hond met hondenkar lang werden gebruikt voor het bezorgen van brieven en pakketpost en in het leger als trekdier voor mitrailleurwagens.
Honden trokken niet alleen karren maar ook ploegen en zelfs trekschuiten. De hond was meestal goedkoop in de aanschaf en stelde geen hoge eisen aan onder meer zijn voeding, onderkomen en verzorging. Het dier nam meestal genoegen met wat de “pot schafte”; zijn maaltijd bestond hoofdzakelijk uit etensresten, brood, groenten en slachtafval.
Verschillende hondenrassen, maar ook bastaarden, hebben werk met de hondenkar verricht. Het zijn voornamelijk de voorouders van de huidige bekende hondenrassen zoals: bouviers, Duitse doggen, Duitse herders, groenendaelers, Hollandse herders, Pyrenese berghonden, sennenhonden en Siberische husky’s. Ook het uitgestorven Belgische hondenras ‘Matin Belge’ werd als trekhond gebruikt.
In de Trekhondenwet van 1910 werd een vergunning voor het gebruik van de hond als trekhond verplicht gesteld. De vergunning werd pas verstrekt wanneer aan de voorschriften wat betreft de begeleider, hond en kar werd voldaan.
In België wordt deze materie vandaag geregeld door de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren, artikel 36, 7°. Het koninklijk besluit van 12 maart 1999 houdende de voorwaarden voor het verkrijgen van een afwijking van het verbod honden als last- en trekdier te gebruiken, voert deze wet uit.
X

DE FAZANT

Waar zit ik het liefst? Ik kom vaak in verschillende gebieden, maar mijn voorkeur gaat uit naar graslanden of akkers met een ruige berm. Ook...