Ramptoeristen kwamen een kijkje nemen.
Met helikopters moesten mensen en vee geëvacueerd worden.
Ze komt...De vrees was dramatische realiteit geworden. In de nacht van dinsdag op woensdag, 7 februari 1984, trad de Maas buiten haar oevers. De Maasvallei-bewoners vluchtten massaal en brachten hun kostbaarste bezittingen in veiligheid. Voor een tiental huizen in Herbricht en Kotem was vluchten al veel te laat. Afgesneden van de buitenwereld, akelige eilandjes in een onmetelijke plas, alleen door helikopters bereikbaar. In Smeermaas zag men het nog niet zo dramatisch in: het water moest immers nog 50 cm. stijgen vooraleer het over de met zandzakken verstevigde muur op de dijk de huizen kon binnenspoelen. De Maas kon er niet uit. In het laagste punt te Smeermaas pompten 4 pompen met een capaciteit van een half miljoen liter per uur het grondwater de Maas in. De openingen van de rioleringen die in de Maas uitmondden werden afgesloten om te beletten dat de watervloed via de riolering een uitweg zou vinden. Tussen Lanaken en Maaseik raakten hele woonwijken geïsoleerd. De toestand maakte een grootscheepse inzet van rijkswacht, politie, brandweer, rode kruis en civiele bescherming en zelfs het leger noodzakelijk. Men noteerde de hoogste waterstand sedert 1926en fase 3 van het rampenplan werd ingeluid. Met boten en helikopters werden her en der mensen en vee ontzet. Er vielen geen slachtoffers. De drie "zere plekken" van het Maasland - Stokkem, Kotem en Herbricht - kregen op 10 februari vorstelijk bezoek. De koning, in gezelschap van gouverneur Vandermeulen, gedeputeerde Didden, luitenant-kolonel Vanlaer van de rijkswacht, plaatscommandantVangrieken, kapitein Coenen van de burgerlijke bescherming, burgemeester Smeets, burgemeester Vangronsveld en andere personaliteiten, doorkruiste aan boord van een terreinwagen de ondergelopen straten en sprak met Maaslanders die ook de overstroming van 1926 meemaakten.
X
Geen opmerkingen:
Een reactie posten